“Als je het goede doet, hoef je helemaal niet bang te zijn”
Ben Issa woont sinds 33 jaar in Nederland. Altijd in de illegaliteit, altijd in onzekerheid. Toch maakt hij op mij een opgeruimde indruk. Hij zegt dankbaar te zijn voor wat hem door God is gegeven in het leven. Zoals een heerlijk kopje koffie op deze ochtend in de Jacobikerk in Utrecht.
Ben Issa is geboren in Nador, een stad aan de noordoostkust van Marokko. Het is eind jaren vijftig, een periode van onderdrukking en armoede in het Marokkaanse Rifgebergte. Ben Issa kan niet naar school. Hij draagt geen schoenen en elke dag is het de vraag of er genoeg te eten is. Vrijheid om te zijn wie hij is, is er niet. Zo is het de Berbers verboden de eigen taal te spreken. Ben Issa’s situatie wordt er nog penibeler op als zijn beide ouders kort na elkaar overlijden. Als hij een jaar of zeven is, is Ben Issa wees in een land dat hem niet welgezind is. Hij heeft wel broers en zussen, maar hij kan niet bij hen terecht voor steun.
Als Ben Issa tien of elf jaar is, vertrekt hij naar Spanje. Hij probeert er werk te vinden, maar zonder onderwijs blijkt dat moeilijk. Hij kan niet lezen en schrijven. Zo nu en dan een klusje, dat is wat hij doet. Na een paar jaar vertrekt hij naar Frankrijk in de hoop dat het daar makkelijker gaat. Daar komt hij echter nog moeilijker aan werk. Daarna in Duitsland evenmin. Hij vindt in Duitsland wel onderdak en hij heeft te eten. Maar na ongeveer acht tot tien jaar moet hij het land verlaten. Ben Issa besluit naar Nederland te gaan. Hij is dan 27 jaar en heeft al in vier landen tevergeefs geprobeerd een leven op te bouwen.
Hij gaat naar Den Haag, waar een grote Marokkaans-Arabische gemeenschap is. Via bekenden komt hij in contact met Marokkaanse uitzendbureaus die hem aan werk helpen in de tuinbouw in het Westland. Hij gaat in de tomaten werken. Het is goed werk, vindt hij. Hij krijgt per week betaald, 150 tot 250 gulden. Hij verblijft in het huis van een kennis in Den Haag. Op zondag is hij vrij. Dan brengt hij zijn was naar de wasserette in de stad. Hij is tevreden.
Op een gegeven moment houdt het werk in de tomaten op. Hij zoekt overal naar ander werk, maar het ontbreken van een diploma blijft hem parten spelen. In Utrecht vindt hij uiteindelijk wel werk, in de schoonmaakbranche. Hij maakt in de avonduren kantoren schoon. Maar na een paar jaar wordt hij ziek. Het begint met pijn op zijn borst die steeds erger wordt.
Via via komt hij bij een arts terecht. Het consult krijgt een verrassende wending: in no time wordt Ben Issa per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Het blijkt goed mis met zijn hart. Een week lang moet hij platliggen. Dan volgt een operatie. Een ader uit zijn been moet drie verstopte aderen rond zijn hart vervangen. De operatie duurt maar liefst tien uur. Het maakt allemaal veel indruk op Ben Issa. Dat hij zomaar zijn bewustzijn verliest wanneer hij een kapje over zijn neus en mond krijgt, vindt hij nog steeds een wonder.
Na een week zou hij het ziekenhuis moeten verlaten, maar als hij de arts vertelt dat hij altijd in een park slaapt, besluit de arts iets voor hem te regelen. Met de taxi wordt hij naar een woning in centrum Utrecht gebracht. Na twee maanden besluit hij daar te vertrekken, omdat zijn hasj rokende medebewoners hem gaan tegenstaan. Hij verhuist naar een bekende elders in Utrecht om verder aan te sterken.
De operatie is inmiddels tien jaar geleden. Hij slikt sindsdien medicijnen tegen zijn hartkwaal en moet binnenkort weer op controle. Er is een kans dat hij opnieuw moet worden geopereerd. Het is onzeker. Zoals zijn leven in veel opzichten onzeker was en onverminderd blijft. Mag hij blijven in Nederland? Of moet hij toch een keer het land uit? De (politieke) wind die in Nederland waait zit hem wat dat betreft niet mee. Over Marokko is hij duidelijk: daar wil hij niet zijn. Hij heeft er geen familie, geen huis, geen werk, geen inkomen, geen eten. Bovendien heeft hij daar geen toegang tot medische zorg. Op mijn vraag hoe het kan dat hij geen familie heeft, antwoordt hij dat alleen zijn vader en moeder familie zijn. Andere familieleden zeggen hem niets. Hij heeft al meer dan 35 jaar geen contact met zijn broers en zussen.
Hij is blij in Nederland te zijn. Het is hier goed, want er is een vangnet. Voor eten en drinken kan hij op diverse plekken in Utrecht terecht. Ook gaat hij graag naar de wekelijkse bijbelstudiegroep en naar de maandelijkse kerkdienst in het Marokkaans-Arabisch, aan de Daalsedijk. Inmiddels kent hij daar veel mensen, ook van buiten Utrecht. Samen zingen, vieren en eten, het is altijd fijn om daar te zijn. Maar vriendschappen heeft hij door de jaren heen niet gekregen. Hij is veel alleen.
Op mijn vraag wat het leven hem heeft geleerd, antwoordt hij dat hij veel praat met God. Bijvoorbeeld als hij het even niet meer weet. Hij vindt het antwoord dan in zichzelf. Of in de relatie met anderen. Zoals met de straatpastoor. Hij wijst naar Wieke die vandaag ook aanwezig is.
Het leven is door God gegeven. Volgens de christelijke Ben Issa vraagt dat van je dat je het goede probeert te doen. Hij gebruikt geen drugs, steelt niet, maakt geen ruzie en helpt anderen als het nodig is. Jezus is voor hem een grote inspiratiebron. Toen hij in Spanje over hem hoorde, wist hij dat hij christen wilde zijn. God steunt hem, dat voelt hij. Hij is dankbaar. Hij is zich bewust van het goede dat hem toevalt, zoals een lekker kopje koffie deze ochtend. Daar kan hij echt van genieten. Hij is wel onzeker over de toekomst, maar niet bang. Terwijl, zo zegt hij, er zóveel bange mensen zijn. Als je het goede doet, hoef je helemaal niet bang te zijn, aldus Ben Issa. Ik voel bewondering voor de enorme veerkracht die uit zijn woorden spreekt. Tegelijkertijd besef ik dat hij weinig anders kon: het is van levensbelang in een leven dat al van jongs af aan zó uitdaagt.
Dan is de maaltijd klaar: een geurende stoofpot met brood en fruit toe. Ben Issa laat het zich goed smaken.
Opgetekend door Judith Grootscholten, 27-05-2024
No responses yet