Een man met een zachte uitstraling, die maar al te goed weet dat het leven je op de proef stelt
“Mijn vrouw is vier jaar geleden overleden. Sindsdien ben ik op straat. Ik heb geen slaapplek, geen geld, ik heb niets. Ik heb gewoon geen leven meer.” Dat het leven kwetsbaar is, weten we allemaal, maar zolang het goed gaat, zijn we daar niet zo mee bezig. Totdat de vanzelfsprekendheid plots verdwijnt en het leven je op de proef stelt. Janos weet maar al te goed hoe moeilijk dat kan zijn. Janos is een man van middelbare leeftijd, met grote ogen en een zachte uitstraling. Ik ontmoet hem bij een woonvoorziening in Utrecht. Hij vertelt me dat dochter de enige reden is dat hij nog leeft. Ook al weet hij niet waar ze woont. Hoe heeft het zover kunnen komen?
Janos wordt in 1966 geboren in Hongarije. Als hij halverwege de twintig is, overlijden zijn ouders en vertrekt hij naar Boedapest voor een opleiding tot meubelmaker en restaurateur. “Ik ben meester in restaureren. Het luistert nauw. Ik houd van dat werk.” Hij voegt eraan toe: “Het leven in Boedapest was oké. Zolang je werk hebt, gaat het goed met je.” Als de vraag afneemt, laat zich omscholen tot kok en gaat aan de slag als chef-kok in een groot restaurant. Het werk bevalt Janos, maar wanneer het te zwaar wordt, neemt hij ontslag.
Inmiddels woont hij samen met zijn eerste vrouw. Ze besluiten naar Nederland te gaan in de hoop daar werk te vinden. Dat lukt. Ze vestigen zich in Kerkrade en gaan aan de slag in een restaurant. Hij als ober, zij in de keuken. Janos is dan achter in de dertig. Als zijn vrouw vreemdgaat, verbreekt hij de relatie. “Als het voor haar zo makkelijk ging, dan was het ook voor mij makkelijk. Hup, klaar.”
Een aantal jaar later ontmoet hij zijn tweede vrouw, de vrouw van zijn leven, op de zwarte markt in Beverwijk. Stoutmoedig vraagt ze zijn telefoonnummer en kort daarna ontmoet hij haar weer, bij haar thuis. “Ze had heerlijk gekookt, een Joegoslavisch gerecht. Ze kon echt goed koken.” Het klikt en enige tijd later vraagt ze of hij wil trouwen. Dat wil hij zeker!
Ze krijgen een woning in Utrecht. “Ik had het huis heel mooi gemaakt, schuurtje opgeknapt, mooie grote tafel gemaakt, gordijnen aangeschaft, muren behangen.” Janos heeft een goede band haar twee zoons. “Ik was een vader voor hen, ik heb alles gedaan wat je als vader moet doen.” Na enkele jaren krijgen ze een dochter, het hoogtepunt in Janos’ leven. Hij geniet erg in die tijd. “We gingen veel op pad. Ik vond het leuk om met mijn dochter naar het zwembad te gaan. En met mijn vrouw ging ik regelmatig ergens wat drinken of uit eten. We hadden het echt goed. Kinderen, huis, werk, inkomen, auto, vrije tijd om leuke dingen te doen.” Janos werkt via uitzendbureaus. Over zijn vrouw zegt hij: “Ze was lief. Ze hielp me altijd, voorkwam dat ik rare dingen deed. Ik zei wel eens ‘hee hallo, ik ben geen kind, ik doe geen gekke dingen’. Ze antwoordde dan wel eens: ‘ja maar jij past toch ook op mij?’ en dan antwoordde ik ‘ja, dat is normaal want jij bent een vrouw.’ ‘Maar jij bent een man’, zei ze dan. Haha..”
Het fijne gezinsleven wordt bruut verstoord als blijkt dat zijn vrouw borstkanker heeft. Enkele jaren later overlijdt ze. Zijn dochter is dan acht jaar oud. Beide jongens zijn al de deur uit. Het is het moment waarop Janos alles verliest. “Ik verloor mijn vrouw, maar ook mijn huis. Het huis stond op haar naam. Ik kwam op straat terecht. Alles was weg.” Zijn dochter gaat bij één van zijn stiefzoons wonen.
Alsof het nog niet genoeg is, krijgt Janos ruim een jaar later een auto-ongeluk waarbij hij zwaar gewond raakt. “Er zitten platen in mijn boven- en onderbeen. Ik kan alleen nog met een kruk lopen.” Ook verliest hij al zijn tanden en kiezen uit zijn bovenkaak. “Kijk, alleen deze tand staat er nog”. Hij laat een hoektand zien. “Eten gaat lastig. Ik heb vaak last van mijn maag.”
Al vier jaar leeft Janos op straat. Hij heeft zijn dochter al 1,5 jaar niet gezien. “Toen ik haar een keer wilde bezoeken, zag ik dat er ineens andere mensen in het huis woonden. Mijn dochter was zomaar verhuisd. Ik heb geen idee waar naartoe.” Hij mist haar erg. Foto’s en telefoonnummers heeft hij ook niet meer: zijn telefoon is onlangs gestolen en daarmee is het laatste lijntje met zijn oude leven verdwenen.
“Mijn leven is nu helemaal kapot. Het is klaar, dat voel ik. Ik voel niet meer dat ik leef. Ik heb helemaal niets meer. Ik zie geen uitweg en kan er niet over praten. Mijn hoofd denkt nu vooral gekke dingen, over hoe ik een einde aan mijn leven kan maken.” Maar als ik vraag wat hem zou kunnen helpen, is hij resoluut: “Een ruimte waar ik kan slapen, wat rust kan hebben. Als ik meer rust in mijn hoofd krijg, kan ik proberen werk te vinden. Ik wil gewoon werken. Mijn twee handen zijn goed gezond.”
Terug naar Hongarije wil Janos niet. Hij wil zijn dochter niet achterlaten. Bovendien heeft hij óók in Hongarije weinig meer. Zijn broer en zus in Hongarije weten niet dat hij op straat leeft. “Anders zouden ze me komen halen.” Na een stilte concludeert hij: “Mijn leven is kapot. Mijn hersens en mijn hart willen het niet zo, maar het is mijn situatie die maakt dat ik zo denk. Jezus is nog steeds in mijn hart. Ik kan hem om hulp vragen. Ik droom ook over Jezus. Als ik denk aan dat ik niet verder kan, dood wil, dan zeg ik ‘Jezus, sorry dat ik zo denk, maar ik kan niet anders.’ Ik kan alleen maar denken ‘waar ga ik vanavond slapen? Wat gebeurt er met mij buiten?’ Ik ben bang. Nee, buiten op straat slapen is niet menselijk. Ik wil gewoon werken. Als ik kan werken, komt het goed.”
Opgetekend door Judith Grootscholten, 04-05-2024
No responses yet