Theo heeft een eenzame uitvaart gehad. Ik had het voorrecht in de aula, op de begraafplaats van St. Barbara, het verhaal van Theo te vertellen. Daarna heb ik hem naar zijn laatste begraafplaats gebracht.

Theo (1951 – 2021)

Theo heb ik op een bijzondere manier ontmoet. Hij had een klacht ingediend tegen waternet. Hij gebruikte verkeerde woorden, die ik niet kan herhalen, maar hij probeerde gewoon uit te leggen wat hem dwars zat. Hij had erg weinig geld, en waternet stuurde op elke vijfde van de maand een rekening, en binnen veertien dagen een aanmaning, met extra kosten. Dat was voor de 23e, dus kreeg hij vaak extra te betalen.

Waternet vond dat het niet anders kon. Dus kwam hij bij mij verhaal halen. Natuurlijk kan je dan uitleggen dat dat nu eenmaal het systeem is, maar daar help je hem niet mee. Volgens de klassieke klachtenprocedure zou Theo ongelijk moeten krijgen. Waternet volgde de regels, volgens iedereen, en Theo had hele lelijke woorden gebruikt. Ik zag echter een vriendelijke, wat schuwe man, die maar al te graag extra koekjes bij onze koffie at. Hij depte ze, in de koffie, en slurpte de koekjes naar binnen. Theo had geen gebit. We zijn met hem in gesprek gegaan, en hebben doorgevraagd. Hij liet een handgeschreven boekhouding zien, elke cent die erin kwam of eruit ging, noteerde hij. Hij deed ontzettend zijn best om niet in de schulden te komen. Want dat was hem eerder overkomen, en toen was hij zijn huis kwijtgeraakt. Nu had hij weer een huis, en hij wilde niet opnieuw zijn huis kwijtraken.

In zijn boekhouding zag ik betalingen, aan WPI, terwijl hij al met pensioen was. Hij betaalde al meer dan vijf jaar af aan een eerder opgebouwde schuld. Maar de regel is, als je drie jaar netjes betaald hebt, kunnen ze bereid zijn de rest kwijt te schelden. Alleen omdat hij met pensioen was, waren ze vergeten hem dit aan te bieden. Een simpel telefoontje, en WPI bood excuses aan en betaalde een fors bedrag terug. Theo had gelijk ruimte om tot in lengte van dagen waternet op tijd te betalen. Ook ging ik met hem zoeken naar een oplossing voor zijn gebit. En hij betaalde te veel zorgverzekering. Binnen de kortste keren zag zijn boekhouding er beter uit. Ik raakte een beetje gehecht aan Theo. Zijn olijke ogen, hij was bij de tijd, wist veel over techniek, en had grootse plannen voor de NS. Of ik Roger van Boxtel niet eens kon bellen, dan zou Theo hem wel even uitleggen hoe het beter kon.

Na die ontmoetingen onderhield ik, niet intensief, maar toch, contact met Theo. Ik trakteerde een enkele keer op wat eten, en dan sprak hij voluit. Hij kwam op zijn scootmobiel, had weer een nieuw idee, nu voor een soort boekhoudkundige lessen voor kinderen op lagere scholen, zodat ze met geld leerden omgaan.

Theo was betrokken, grappig, maar we spraken nooit bij hem thuis af, altijd ergens in een restaurantje. Een biertje, en iets zachts, zoals vis, ging er graag in.

Op een dag belde Theo. Hij had slecht nieuws van de specialist. Hij had niemand zei Theo, behalve mij. Of ik niet voor hem wilde zorgen, als hij dood was. Ik schrok, hij was nog niet echt oud. En kan je als ombudsman dat doen? Mijn hart maakte de keuze, en daarom sta ik vandaag hier. Ik heb Theo de laatste weken nog twee keer kort gesproken. Ik wilde nog bij hem langs, maar door corona en door drukte van mijn werk, deed ik dat niet op tijd. Nu is hij dood. En bijna niemand die hem kent.

Ik heb gezocht naar zijn achtergrond. Als ombudsman mag ik vragen stellen aan gemeentelijke diensten. Theo is nergens bekend, niet bij WMO, niet meer bij WPI, niet bij de GGD, niet bij GGZ, niet bij meldpunt zorg en overlast. Nergens. Alleen bij burgerzaken vind ik sporen. Hij is vorig jaar nog een paspoort wezen ophalen. En hij is geboren in Almelo. Bellend met Almelo hoor ik dat zijn vader al vroeg is overleden, in Deventer. Zijn moeder is oud geworden, is in 2005 in Lelystad gestorven. Dan ontdek ik dat Theo een broer heeft. Ik veer op, maar tot mijn schrik vind ik al snel dat zijn broertje is overleden, op jonge leeftijd, net nadat ze naar Amsterdam zijn vertrokken. Theo woonde toen met zijn moeder in de buurt van waar mijn kantoor nu staat. Bij zijn bezoeken aan ons vertelde hij wat er vroeger allemaal stond op dit oude Stork terrein.

Theo’s moeder heeft, zo blijkt de uit de speurtocht, een zus, en die heeft nog wel een levende dochter, en die heeft ook weer een dochter. Beide laatsten leven nog, maar het is me nog niet gelukt hun adres te vinden en contact te leggen.

Theo is twee keer getrouwd geweest, zijn eerste ex-vrouw leeft niet meer, zijn tweede nog wel. Maar ik zie geen enkele vorm van contact tussen hen, en durf haar daarom niet te bellen.

Theo heeft op veel plaatsen in Amsterdam gewoond, heeft tijdje bij HVO gezeten, ingeschreven gestaan op het daklozen adres van WPI. De laatste jaren woont hij in Noord. Hij heeft weer een eigen huisje.

Voor mij was Theo, als je even door zijn wat brute taal heen kijkt, vooral een lieve man. Een betrouwbare man. Hij hield van technologie. Bij hem thuis staan vele computers, cameraatjes, twee 3D printers, en veel gereedschap. Printplaatjes. En hij had ideeën, een idee over hoe de NS beter kon werken, hoe je les kon geven aan kinderen. Theo had een groot hart. Zijn buurman, die helaas niet kan komen, vertelde dat hij af en toe een praatje maakte. Theo vroeg wel eens of buurman zin had in een “lekker vissie”. Dat ging Theo dan in de stad halen, en dan nam hij er eentje mee voor buurman en eentje voor diens zieke vrouw.

De conciërge van het pand kent Theo, maar niet goed. Theo had af en toe een praatje, was vriendelijk. Lette op de buurt. Als er iets kapot was meldde Theo dat. Hij had een canta, met bakkie erachter.

De laatste keer dat ik Theo sprak, vertelde hij dat het niet goed ging. Hij wilde niet meer. Ik heb mijn leven gehad, zei Theo. Het laatste wat Theo tegen mij zei was: het komt goed, maak je geen zorgen, jongen. Dat woordje ‘jongen’… De manier waarop hij dat zei, daar sprak tederheid uit. Hij wilde me troosten, in bescherming nemen. En dat vind ik verdrietig. Ik ben in zijn woning geweest, en ik trof daar een sterk verwaarloosde situatie aan. Theo had mij verzekerd dat er mensen bezig waren het op te ruimen. Omdat hij niet meer kon bukken, was het een rommeltje. Ik zag wat anders: iemand die het niet meer aankan, alleen. Geen mens kan het alleen aan, en Theo was alleen. Dat doet me verdriet. Zo een grote stad, zoveel hulporganisaties, en niemand die hem ziet. Ook ik niet. Ik heb hem niet kunnen helpen met zijn eenzaamheid. In de liedjes, die we vanochtend horen, heb ik dat proberen weer te geven. Het Erbarme dich heeft een sfeer van in de hemel zijn, van een reinheid, waar elke zorg er niet meer is. Ik hoop dat Theo daar nu ook is, en dat hij rust en vrede voelt. Het tweede lied is rauw, van dr Hook and the Medicine Show. Een zachte vorm van hard rock. Dat past bij Theo: onder zijn ruwe woorden, zijn scherpe tong, tref je een zachtaardige man, die met je meedenkt, en die nadenkt over hoe de samenleving beter kan functioneren. Het lied gaat over een dakloze man, die wel verder wil, maar hij heeft iemand nodig die hem ‘figuurlijk’ draagt. Dat had Theo ook nodig. Het pad alleen aflopen, kan je van geen mens vragen. We hebben allemaal iemand nodig om ons te helpen op ons pad. Dat maakt ons mens.

Het laatste lied is bombastisch, een mannenkoor dat een stuk zingt uit de Mis van Gounod. Ze zingen Misserere nobis, ontferm u over ons, heer die de zonden van de wereld op zich neemt. Theo’s ouders waren katholiek. Of hij het was, weet ik niet. En of Theo zonden had? Vast wel. Elk mens heeft dat. Maar hij streefde het goede na. En dan is het fijn om te weten, dat je aan het einde van je leven iemand hebt die jouw zonden voor je draagt. Zodat je zonder zonden, in alle vrede kunt sterven.

Rust zacht. Lieve Theo.

Arre Zuurmond

Categories:

Tags:

No responses yet

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Recente Verhalen

Recente reacties