Ik heb twee kanten, alle mogelijke tegenstellingen zijn in mij verenigd. Maar ik heb wel mijn hart.
“Ik kom hier al jaren, ben een oude bekende hier.” Ik spreek Ryan bij een woonvoorziening in Utrecht. Hij wijst naar enkele mannen die deze lange geschiedenis met hem delen. Ryan is met zijn 44 jaar duidelijk de jongste van de ‘oude rotten in het vak’ en zijn verzorgde verschijning doet niet vermoeden dat hij al lang op straat leeft. Ryan neemt me in het gesprek mee in zijn bijzondere en veelkleurige visie op zijn leven. Een visie waarin hij waarschijnlijk niet altijd begrepen wordt.
Ryan komt in 2008 voor de liefde naar Nederland. Hij is dan achter in de twintig. Zijn jeugd brengt hij door in Suriname, vooral in Paramaribo, bij zijn moeder. Het zijn geen onbezorgde jaren. Zijn vader verlaat het huis als Ryan vier of vijf jaar is. “Ik heb er zelf voor gezorgd dat hij weg ging, om mijn moeder en mijzelf te beschermen. Mijn moeder wilde niet dat ik contact met hem bleef houden, maar dat heb ik altijd wel gedaan.” Ryan voegt daaraan toe: “Ja, ik heb veel meegemaakt. Mijn moeder heeft me veel laten bloeden.” Dat laat zijn sporen na in zijn verdere leven.
Ryan wordt al jong vader van vijf kinderen bij twee vrouwen. Eén van hen, een jongen, komt in 2009 te overlijden. “Zijn overlijden vormt het duister in mijn leven”, aldus Ryan. “Het huist in het gat in mijn linkeronderkaak. Het gat tart de kies ernaast; dat is moeilijk”. Ryan ervaart dat al zijn kinderen in zijn onderkaak huizen: de jongens aan de rechterkant, de meisjes links. Na het overlijden is zijn zoon een meisje geworden, vandaar dat zij nu links huist in zijn kaak.
Eenmaal in Nederland trekt Ryan in bij zijn partner in Utrecht. In 2011 krijgen ze een dochter. De relatie houdt echter geen stand en met zowel zijn dochter als haar moeder heeft hij al lang geen contact meer. Evenmin heeft hij nog contact met zijn zoon, die negen jaar geleden uit een andere relatie ter wereld komt. Deze twee Nederlandse kinderen hebben een plek in Ryan’s hoofd ingenomen. “Zij dragen mijn hoofd en dat is in een hoofdland als Nederland wel heel fijn.”
In die periode heeft Ryan een tijdelijke verblijfsstatus. Hij woont wel bij beide partners in achtereenvolgens Utrecht en Doetinchem, “maar”, zo zegt hij, “we woonden niet officieel samen, want ik had geen permanente verblijfsstatus”. Een hoogtepunt in zijn leven vindt Ryan de verkrijging van het Nederlanderschap, in maart 2016. Over die procedure zegt hij: “In die tijd was de inburgering nog gericht op wit Nederlanderschap. Ik ben echt Nederlander, heb een volledig oranje das gekregen. Dat is nu heel anders. De mensen die nu naar Nederland komen, krijgen veel meer een zwarte status.”
Ondanks Nederlanderschap met volledig oranje das, is het leven als gekleurde man in Nederland niet altijd makkelijk. “Voor de blanke blijf je altijd de zwarte. Terwijl ik in Suriname de Nederlander ben. Je hoort nergens echt thuis.” Ryan heeft er zijn weg wel in gevonden. “Er zit een witte en een donkere deur op mijn rug. Als ik in een groep met vooral blanken ben, dan trek ik mijn witte deur open. Als het gezelschap vooral uit donkere mensen bestaat, dan doe ik vooral de donkere deur open.” Het is wat ik vaak hoor: mensen van kleur zijn getraind in zich aanpassen. Raak je dan niet een deel van jezelf kwijt?
Ryan: “In 2018 ben ik naar Suriname gegaan. Ik moest mijn hart ophalen. Die was daar gebleven. Ik ben er ruim een jaar gebleven, heb veel voor mijn hart moeten vechten, met mijn moeder en andere mensen, levend en overleden.” Over zijn moeder zegt hij: “Ze is een belangrijk persoon in mijn leven. Pas toen ze was overleden, kon ze me mijn hart geven. Toen begreep ik veel meer. Ja, ik heb echt moeten vechten met haar. Nu heb ik mijn hart.” Het bezoek aan Suriname, het ophalen van zijn hart, heeft hem geholpen om zich completer te voelen, om meer zichzelf te zijn.
Terug in Nederland wordt het dagelijks leven er echter niet makkelijker op. Ryan is dakloos, overdag veel op straat en ‘s nachts in verschillende opvangvoorzieningen. Hij belandt uiteindelijk in de gevangenis. Hij is niet ontevreden over die periode, “want”, zo zegt hij, “eenmaal achter die deur van de gevangenis, zit je in het systeem, dan word je geregistreerd. Het heeft me geholpen om volledig Nederlander te worden.”
Voor Ryan is er een verschil tussen verwerven van Nederlanderschap en volledige registratie. Registratie verwerf je pas als je bijvoorbeeld trouwt of, als je minder geluk hebt, in de gevangenis belandt. Sinds hij vrij is, leeft hij het liefste op straat. “Als je een vast adres hebt, dan weten allerlei instanties je te vinden, waterschap, belastingdienst, energieleverancier.”
Ryan is best tevreden over zijn huidige leven. Hij heeft zijn hart immers opgehaald en is volledig geregistreerd Nederlander. Hij leeft meer volledig dan voorheen. Dat brengt enthousiasme in zijn leven. Hij heeft zo nu en dan contact met zijn kinderen in Suriname, van wie enkelen inmiddels zelf kinderen hebben. Ook met zijn vader is er soms contact. Hij is een soort vriend voor Ryan.
Ryan beseft dat het zonder hart heel anders had kunnen lopen in zijn leven. Om zich heen ziet hij veel mensen die hun hart niet hebben. Ook de meeste vrouwen niet. Hij noemt enkele bekende vrouwen met wie hij ondanks hun mooie uiterlijk niet zou willen samen zijn. Hij wil wel graag met een vrouw leven, maar ze moet wel haar hart hebben gevonden. Pas dan mag zijn eigen vrouwenziel er zijn. Dat is waar hij naar verlangt. Het is het deel in hem, in de linkerkant van zijn lichaam, dat in zijn huidige leven nog niet volledig de ruimte krijgt. “Nee, ik ben niet de makkelijkste”, concludeert Ryan. “Ik heb die twee kanten, alle mogelijke tegenstellingen zijn in mij verenigd, mannelijk/ vrouwelijk, donker/ licht, goed/ slecht, ga zo maar door. Er wordt van twee kanten aan me getrokken. Maar ik heb wel mijn hart. En twee Nederlandse kinderen in mijn hoofd.”