“Dat is eigenlijk wel mijn grootste verdriet, dat ik nooit iets mocht doen of leren.”

Opgetekend door: Nori Jorna

Het levensverhaal van Elisabeth

‘Het verhaal is nog niet af,’ vertelt Elisabeth, ‘het begint pas!’ 

Zo verwoordt zij de hoop op een gelukkiger leven en om bevrijd te worden van de demonen uit de gewelddadige jeugd. Zodat ze haar vader, die nog altijd op haar schouder zit, van zich af kan schudden. Een jeugd waarin zij geen kind mocht zijn dat vrolijk huppelend en ontdekkend door het leven ging. Een jeugd waarin ze altijd het probleem was. Ze zou zo graag nog willen ontdekken wie ze nu eigenlijk is…!

In gesprek met elkaar 

Het valt me op hoe mooi Elisabeth, of Lies of Marlies, is als ze haar zonnebril afdoet en lacht. Ze heeft mooie ogen in een door het leven getekend gezicht. ‘Het klote leven! Geef er gerust een drie voor,’ zegt ze.  

‘En eigenlijk is het nu nog steeds een drie.’  

Terwijl ze vertelt, moet ze regelmatig haar tranen bedwingen. Af en toe zet ze de rugzak aan haar mond om uit een fles een slokje wijn te nemen. ‘Tegen de trauma,’ zegt ze, ‘tegen de dingen in mijn hoofd, mijn vader bijvoorbeeld. Ik was bang voor hem, hij had altijd een pistool op zak.’ 

Moeder verloren 

‘Ik ben geboren in het woonwagenkamp in Amsterdam-Osdorp. Ik ken het kamp goed want als kind mocht ik nooit van het kamp af van mijn vader. Ik mocht nooit ergens heen en moest altijd voor de twee kleinere kinderen zorgen en alles schoonmaken. Dat kan ik dus erg goed, schoonmaken. Verder kan ik helemaal niks. Dat is eigenlijk wel mijn grootste verdriet, dat ik nooit iets mocht doen of leren. Ik kwam ook nooit ergens en was niks gewend. Ik was eigenlijk altijd het probleem.’ 

‘Van voor mijn zesde herinner ik me eigenlijk niet veel, behalve dat ik een lieve moeder had die doodging toen ik zes was. Ze had de ziekte van Hodgkin. Ze was lang ziek en moest veel rusten, ik mocht nooit bij haar. Ze was 26 toen ze overleed en ik heb nooit afscheid kunnen nemen. Ik heb ook geen foto van mijn moeder.  

Een harde jeugd 

‘Mijn vader dronk eigenlijk altijd, hij kwam uit een grote familie waar ook zwaar gedronken werd. Hij hertrouwde met een vrouw met twee kinderen toen ik negen was en ik moest alles voor ze doen. Ze zeiden in de familie wel eens tegen mijn vader: ‘Je hebt een engel in moeten leveren en kreeg er een duivel voor terug.’ Mijn vader miste mijn moeder, denk ik, want als hij veel gedronken had ging hij wel eens ‘s nachts met muziek naar het kerkhof. Hij dacht dan dat hij mijn moeder zag en wilde haar opgraven. Hij praatte er nooit over.  

‘Ik kwam bijna nooit ergens maar als ik dan eens wegliep en laat thuiskwam sloeg mijn vader mij weer. ‘Je bent te laat,’ zei hij dan terwijl ik niet eens kon klokkijken. Mijn vader had schijt aan de hele wereld. Iedereen was bang voor hem. Hij kwam zelf uit een weeshuis en had altijd een pistool op zak. Hij had wel eens huurmoordenaars in dienst om op mij te letten. Ik kan me herinneren dat hij ooit een leeuw voor € 250,- kocht, uit het circus! En hij heeft bij een café wel eens iemand doodgeschoten, echt waar!’ 

‘Dat kwam eigenlijk allemaal door die stiefmoeder. Die had nieuwe tieten van mijn vader gekregen en wilde aandacht van andere mannen. Ik denk dat mijn stiefmoeder erg jaloers was op mijn moeder en ook op mij omdat iedereen zei dat ik zoveel op haar leek. Zij was ook lang. Mij noemen ze wel eens ‘Lantaarnpaal’ en dan zeg ik: beter licht dan donker.’  

‘Mijn vader heb ik dood aangetroffen. Hij was toen 50. Mijn oma was lief. Ze deed de bevallingen bij alle kampers. En tante Lies die was ook lief. Ik hoor haar nog zeggen: “Tante Lies gaat zo een kopje soep maken.” Dat waren blije momenten. Ergens liggen op een zolder nog al mijn fotoboeken en ook mijn rozenkrans.’ 

Partners en kinderen  

‘Ik heb vijf kinderen en er zijn er nog vier in leven. Ik was zeven maanden zwanger toen ik door mijn toenmalige partner bij een ruzie van de fiets werd getrokken en in mijn buik geschopt werd. De volgende dag voelde ik de baby niet meer en was de baby dood. Hij heette Johannes. Ik heb nog drie dochters en een zoon, van drie verschillende papa’s. De oudste heb ik toch wel verzorgd tot ze achttien was.’  

‘Ik heb ook nog met een man op ‘t Landje in Sloterdijk gewoond, in een verbouwde ambulance. Hij was wel één van de twee liefdes van mijn leven, dat kan ik wel zeggen. En met die van ‘t Landje heb ik de oceaan gezien in Portugal. We hadden het gezellig en behaaglijk in die wagen want als de politie wel eens kwam dan zeiden ze: “wat ruikt het hier lekker, net zoals bij je oma.” Dat kwam omdat ik goed poetste, dat vind ik lekker. Maar we werden steeds verplaatst en het was ook het einde van de relatie want er kwam bij hem een ander. Laatst zag ik hem nog bij de rechtbank. 

Roken en drinken 

‘De drank kwam in mijn leven toen ik twintig was, roken deed ik al eerder Zelf heb ik zeven maanden in de gevangenis gezeten. Ik had de politie een kopstoot gegeven omdat ze aan mijn hond kwamen. Het is nog op AT5 geweest. Door die drank waren de kinderen bij mijn tante en later bij hun vaders.’ 

‘Ik wacht op een opname in de Jellinek en ik denk steeds: zal ik gaan? Die drank hè, en altijd die twijfels over mezelf, die paniek. Mijn vader zit in mijn hoofd, die vraagt altijd: “Wat doe je hier?” Die vader van me, die zit nog steeds achter mij, altijd!’ 

Verlangen om erbij te horen 

Ik keek bij de Pinkstergemeente tijdens een dienst door de brievenbus en wilde er zo graag bij horen, bij die mensen die zo mooi zongen en bij elkaar zaten. Ik ben wel gedoopt en heb de communie gedaan in een jurk met een roze lint, in de Lucaskerk aan de Osdorper Ban. De kerk maakt me heel blij. Maar daar waar mijn moeder ligt op het kerkhof, had ik eens ruzie met een pater omdat ik geen water mocht tappen voor op het graf. ‘Water werd toch in wijn veranderd?’ zei ik. ‘Ja toch?’ Daarom drink ik ook wijn!’  

Als ik er niet meer ben 

‘Als ik er niet meer ben, wil ik het liefst herinnerd worden als een lieve moeder die nooit kwaad heeft gewild voor haar kinderen. Maar ja, er komt altijd zoveel in mijn hoofd. Soms komen er visioenen op mijn pad en denk ik: doet God dat?’  

‘Ik wil later begraven worden, door een priester en dan met de muziek van ‘de glimlach van een kind’ van Willy Alberti, dat zet ik ieder jaar met Moederdag op. En het ‘Halleluja!’ 

Amsterdam, 7 augustus 2024

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *