Ieder huisje heeft zijn kruisje
“Ik ben geboren in Leeuwarden,” vertelt Sikko. “Ik was een onstuimig kind, een stoere impulsieve jongen. We woonden buiten de stad in een dorp en ik ging naar Rottevalle naar school. Daar begon mijn carrière met inbraken. Ik pikte geld van mijn vader want ik vond dat ik daar recht op had! Hij was rijk maar ik kreeg geen zakgeld of zo.”
“Mijn vader had een autosloperij en hij had drie panden en een melkfabriek in Lekkum. Ik had geen grote dromen, wel fantaseerde ik dat ik op mijn 30ste miljonair zou zijn. Het was kommer en kwel bij ons thuis. Mijn vader was alcoholist en mijn opa ook! Mijn vader was soms weken onderweg in de kroegen, en was dan behoorlijk agressief. Hij sloeg soms met een boksbeugel een hele kroeg leeg. En als hij dan thuis was, schreeuwde hij omdat hij aan het ontnuchteren was. Hij vernederde mijn moeder met uitspraken dat ze niet goed was en niks kon. Daardoor wordt je zelfvertrouwen wel beschadigd.”
“Mijn moeder was te goed voor deze wereld. Zij is een geadopteerd kind, ze had geen familie, niemand. Ze was naïef en terughoudend en onzeker van zichzelf! Mijn vader kraakte mijn moeder en ons altijd maar af. Maar zij deed alles. Ze zorgde voor ons, voor het eten, het huis. Zelfs mensen die bij mijn vader werkten, kwamen bij ons eten.”
“We zijn wel tot drie keer toe in een ‘blijf van mijn lijf huis’ geweest. Maar we gingen steeds weer naar terug, want iedereen heeft zijn goede en slechte dingen. Mijn vader heeft ook een trauma net als ik, hij heeft zijn broertje verloren. Toen hij zestien jaar was, ging hij stiekem schaatsen. Zijn broertje van zes jaar kwam hem achterna en is onder het ijs verdronken. Dat schuldgevoel is hem altijd bijgebleven. En op zijn werk zijn er ook mensen doodgegaan door een ongeluk. Je moet het maar allemaal meenemen in je leven. Ik ben niet boos op mijn vader! We krijgen allemaal een rugtas mee in het leven, ik zie het aan mezelf. Het gaat niet altijd hoe je het wilt, je wordt soms in bepaalde richtingen geduwd, of gezogen.”
“Met mijn broer heb ik goed contact, tot op de dag van vandaag! Met mijn moeder heb ik heel goed contact. Mijn moeder zit ook heel erg met het verleden, van: ik heb mijn kinderen niet goed beschermd. We kunnen er gelukkig samen over praten.”
Tussen wal en schip
“Mijn oudere broer zat al op de binnenvaart. Ik kende het vak niet maar toen een schipper belde dat hij nog iemand zocht, werd ik matroos op de binnenvaart. De schipper heeft mij het vak geleerd. Ik vond het best wel een leuk avontuur. Ik was veel en lang van huis, op het eerste schip heb ik anderhalf jaar gevaren. Er was geen vrijetijdsregeling en ze hebben me wel een beetje uitgebuit. De schipper was een christelijke man maar hij betaalde weinig omdat ik nog jong was!”
“We voeren van Groningen naar Amsterdam hartje winter, met een binnenvaartschip het IJsselmeer over, zo’n 25 jaar geleden. De ijsschotsen schaafden de klinken kapot en toen we in Amsterdam aankwamen, was het schip half vol met water. De gemeente havendienst heeft ons naar de werf gebracht en het schip werd leeggepompt. De reparatie kostte 40.000 gulden wat de kapitein niet kon betalen. En de eigenaar wilde het niet betalen! Het schip is in beslag genomen. Toen heb ik anderhalf jaar op de werf gewoond in een huisje en daarna leefde ik op straat.”
Dat ene telefoontje
“Ik kwam toen bij inloophuizen. Op een dag werd ik gebeld door mijn moeder. Ze vertelde me dat mijn jongste zus zelfmoord gepleegd had. Het was alsof de grond onder me verdween. Na drie eerdere pogingen was het haar nu gelukt. Ik ben er nog steeds kapot van.”
Drugs gebruiken
“Ik gebruikte heroïne en deelde een spuit met iemand waardoor ik hepatitis C kreeg. Daar zijn ze gelukkig vroeg achter gekomen, al na anderhalf jaar. Want je hebt pas recht op de hulpverlening van Amsterdam na drie jaar. Ik werd naar de ziekenboeg voor daklozen gestuurd. Daar bieden ze specifieke multidisciplinaire zorg onder leiding van een GGD-arts. Zo kreeg ik versneld opvang. Ik heb zelfs twee keer een woning gehad maar ben die ook weer kwijtgeraakt. Want ik weet hoe het is om op straat te leven en dan wil ik helpen en haalde ik die mensen binnen. Soms haalde ik ook dealers binnen voor de drugs. Dan komt overlast van en dan ben ik de woning weer kwijt.”
De place to be
“Gelukkig heb ik weer een kamer gevonden, volgens mij de place to be. Ik heb mensen om me heen en ben niet alleen. Hoelang je hier mag blijven weet ik niet. Maar er woont hier iemand al tien jaar dus dat is een goed vooruitzicht. Alle hulp die ik nodig heb is dichtbij. Maar het is eigenlijk best wel nadelig want als dakloze krijg je meer geld. En ik gebruik drugs dus, tja ik heb altijd geld nodig. Ik krijg nu weer 50 mg methadon en gebruik ook base-coke.”
“Ik heb in de 25 jaar dat ik in Amsterdam ben heel weinig op straat geslapen. In het begin wel eens een paar weken bij inloophuizen en kennissen. De laatste tijd woon ik bij een vrouw van 72 die COPD heeft en bijna geen boodschappen meer kan doen. Ik probeer met veel dingen te helpen en ze is nu zelfs bang om alleen te zijn en niet meer wakker te worden. Daarom is het ook moeilijk om weer op me eigen te komen. Dan moet ik haar alleen laten en ik ben ook wel bang voor eenzaamheid. Ik heb altijd in groepen gewoond, en op de scheepvaart had ik een eigen clubje.”
“Ik heb ook mooie tijden meegemaakt toen ik grof geld had en kon feesten.”
Ik heb gehouden van een leven dat vol is.
Ik heb elke snelweg bereisd en meer, veel meer dan dit.
Ik deed het op mijn manier
Spijt, ik had er een paar maar ja, te weinig om op te noemen
Ik heb gedaan wat ik moest doen.
Ik heb liefgehad, ik heb gelachen en gehuild
Ik heb het op mijn manier gedaan
Amsterdam, 5 januari 2025