Mijn jeugd
“Ik ben geboren in 1964 in Bos en Lommer. M’n ouders hadden al een jongen, mijn broer is acht jaar ouder. Er was verteld dat mijn moeder geen kinderen meer kon krijgen en m’n ouders waren helemaal ingesteld op een leven met z’n drietjes. Ik was niet echt welkom! Ik heb een zware jeugd achter de rug. Nu ik ouder ben, beginnen alle puzzelstukjes in elkaar te vallen. Als kind neem je het zoals het komt! Maar het vormt je voor de rest van je leven, wat je meemaakt in je jeugd!”
“We woonden in zo’n driekamerwoning; voorkamer, middenkamer en achterkamer. Mijn broer en ik sliepen in de middenkamer. Overdag werd er een bed onder het andere bed geschoven. Toen ik een jaar of zes was, hadden m’n ouders een soort schutting laten plaatsen en ik kreeg het gedeelte waar geen ramen waren. Dus ik sliep in een donkere kamer. En ja wat moet je daar, overdag met alleen een lichtje in het stopcontact. Toen al voelde ik dat er iets niet klopte. Ik was nooit welkom in het gezin, en ook hadden ze liever een meisje gekregen. Onbewust voelde ik het als een afwijzing. M’n moeder was koud en afstandelijk en ik kreeg nooit wat liefde van haar, geen kusje, geen knuffel, niets troostends.”
Foute buren
“Mijn vader hield wel van ons en wilde ons helpen met alles. M’n moeder ging met echt aso-achtige types om, een paar trappen verder. We deden ook wel leuke dingen. We gingen uit eten in een duur restaurant, zit die vriend van mijn vader te vreten op een aso-manier met kip en andere viezigheid in zijn baard. Ineens schreeuwde hij: “hey is er hier nog een toilet in deze kantine?” Ik schaamde me voor die vriend. We gingen zomers naar het strand en die vriend van mijn vader kreeg twee vissen van iemand die hij in het zand begroef. Toen we naar huis gingen, kon hij ze niet meer vinden. Nu besef ik dat die man niet spoorde. Ik denk omdat mijn ouders en de buren best veel alcohol dronken.”
Verhuizen
“We gingen verhuizen naar een groter huis en ik kreeg een eigen kamer. Met mijn vriend, de zoon van die aso-buren, deden we samen veel kattenkwaad op straat. We waren ook niet te hanteren in de eerste klas. Dus er werd besloten dat ik overging en m’n vriendje bleef zitten. Maar het jaar daarop bleef ik zitten en kwamen we weer bij elkaar in de klas. Toen moest ik naar een andere school, er pal naast. Dat was een christelijke school. Ik was al geen makkelijke jongen en dan ineens weer veranderingen, dit hakte er wel in. Ik voelde me er niet prettig bij. Al mijn vriendjes en vriendinnetjes zaten nog op de andere school. Ik moest anders leren schrijven, ineens met krullen en ik kreeg altijd een twee voor Nederlandse taal. Ik heb die school niet afgemaakt, wat een achterlijke school was dat. Ik heb er slechte herinneringen aan.”
Stacaravan
“We hadden een stacaravan op de Veluwe; daar gingen we elk weekend naartoe. Dat was leuk en gezellig. Maar ik besef nu dat m’n ouders dat niet deden voor ons maar voor zichzelf. Misschien voor mijn broer nog wel maar niet voor mij. Ze wilde graag altijd op vakantie en zochten gezelligheid. Toen mijn broer negentien was, sliep hij in een tentje. Ik was elf en ik was, denk ik, een blok aan het been van mijn moeder. Mijn ouders zijn overleden. Sinds de dood van mijn vader is alle contact met de familie verdwenen. “
LTS en HORSE (heroine)
“Ik ging naar de lagere technische school (LTS) omdat het moest. Maar ik was een grote sterke gozer en paste niet meer tussen die jongere kinderen. Het ging hartstikke goed met mij, ik haalde goede cijfers. Ik was sportief, rennen, turnen en atletiek. Met skaten was ik zelfs kampioen op mijn zestiende. Ik ging in de buurt werken en had zelfs drie banen! In de ochtend en middag een krantenwijk, en op de markt bij de aardappelboer. Hartstikke leuk, ik had veel vrienden en kennissen. “
“Op mijn zestiende leerde ik andere jongens kennen. Ik sportte niet meer maar rookte en blowde nog niet. We noemden ons zelf de ‘Outlaws’, een jeugdbende van een man of twintig. We braken in maar door de politie kwam er een einde aan. Met die jongens ging ik horse halen, ik wist niet eens dat het heroïne was, zo werd dat vroeger genoemd. Ik moest de rook inhaleren met een pijpje de horse opsnuiven. Dat viel helemaal verkeerd en ik heb een maand niets gerookt. Maar een volgende keer, één haaltje en bam, wauw. Ik voelde me helemaal te gek. Toen ging ik stelen voor die rotzooi en voor mooie kleding. Want de kleding die m’n moeder voor me maakte, dat was flippen, die vond ik afschuwelijk. Na ongeveer twee jaar werd ik ziek van de heroïne. Toen besefte ik, wauw ik ben verslaafd. Ik heb ook vier maanden vastgezeten in het Lloyd hotel. Ik had videospelers gestolen want die brachten veel geld op!”
Uit huis
“En als klap op de vuurpijl kreeg ik een ondertoezichtstelling (OTS) door de kinderrechter. Een keer in de week kwam er een maatschappelijk werker die alles bepaalde, hoe laat ik thuis moest zijn en zo. Mijn ouders hadden in principe niets meer over mij te vertellen. Maar ik hield me niet aan die dingen, ik had gewoon maling aan die kerel. Toen de OTS bijna afliep, kreeg ik een woning in de Staatsliedenbuurt, allemaal krakerswoningen. Maar er was niets met mij overlegd, alles achter mijn rug om. Bijna op elke hoek zaten dealers. Toen werd mijn leven echt een puinhoop, maar ik zag het als een zeer positief leven. Ik had wel vijf gestolen auto’s voor mijn deur staan. In die tijd kwam er nog geen politie in onze buurt.”
Vriendin
“Iedereen was welkom bij mij en mocht blijven slapen. Ik at toetjes en snoep en af en toe van de afhaalchinees. Ik ging in een rap tempo bergafwaarts maar ik was gelukkig, ik had vrijheid, ik had een heel leuk leven.”
“Om af te kicken werden mijn jeugdvriendin en ik naar Israël gestuurd. We leefden in de kibboets; het was er niet zo gezellig. We besloten weg te gaan en zwierven door Israël en werkten hier en daar om wat geld te verdienen. Mijn vriendin werd zwanger en we gingen weer terug naar Nederland. Onze zoon werd geboren in december 1984. We hebben vier jaar samengewoond maar ik viel weer terug in dopinggebruik. Mijn zoon is nu denk ik 41 maar ik heb hem al meer dan 15 jaar niet meer gezien. Daarvoor deed ik altijd leuke dingen met hem. Ondanks dat ik zwaar verslaafd was, mocht ik hem wel zien.”
Partners in crime
“In de gevangenis heb ik mijn vriendin P. ontmoet. Zij zat in de vrouwengevangenis en we kwamen elkaar tegen in de wandelgang. Ik had vier jaar gekregen en heb 32 maanden moeten zitten. Zij had anderhalf jaar gekregen. We begonnen met brieven schrijven. Mijn cel keek precies op die sportzaal van die meiden zodat we elkaar konden zien, dat was fijn. Zij hadden het altijd gezellig. We hadden elke maand discokaraoke. We kregen 12 gulden en 50 cent als we meededen. Ik had wel lol en wilde eigenlijk helemaal niet wegen. Gelukkig had ik mijn huis nog. Mijn geld lag bij mijn vader die de huur had doorbetaald. Hij was een toffe peer, we hadden een liefdevolle band.”
“P. en ik gingen samenwonen en mijn ouders kwamen helpen met witten en verven. Toen mijn vader en ik nog wat spullen gingen halen, raakten we aan de praat over vroeger. Mijn vader besefte dat ze het verkeerd aangepakt hadden, mijn opvoeding. Ze hadden mijn broer te veel voorgetrokken. Hij was de man met de gouden lul, overal het goede mannetje en hij werd op handen gedragen. Maar hij is zeg maar een egoïst eerste klas.”
Een luxe leven
“Ik werd dealer in een grote organisatie en verkocht kilo’s heroïne. Ik verdiende goud geld, wel 500 op een dag. Ik wilde het geld nu niet over de balk smijten maar genieten van het leven. Mooie auto, mooie kleding, spullen voor ons huisje enzo. We gebruikten toen wel methadon en seresta. We zijn wel dertig keer op vakantie geweest, meestal in een tentje en een keer in een hotel in Benidorm toen we ergens 65.000 mark hadden gevonden. Nu konden we genieten van rust en gezelligheid en hoefden we niet elke dag te hosselen om geld te vinden. We hebben het er in een jaar doorheen gejaagd.”
“Terug in Amsterdam gingen we op de oude voet verder en stalen van alles. Je wil niet weten wat mensen toen achterlieten in hun auto: geld, laptops, telefoons, het leverde ons veel geld op. P. heeft ook nog vrijwilligerswerk bij het tuinhuis gedaan als taakstraf. Dat vond ze zo leuk dat ze als vrijwilligster is gebleven.”
Ons leven nu
“Nu gebruik ik geen horse meer en krijg ik via de huisarts dagelijks 100 mg methadon. Zo nu en dan gebruik base-coke, soms te veel. Maar 2,5 jaar geleden hoorden we dat P. kanker had: longkanker en een tumor in haar hoofd die op haar cognitief gedeelte drukte. Dat hakt er wel ff in. Als de druk te hoog werd, raakte ze soms in een psychose. Ze heeft nu een drain in haar hoofd om hersenvocht af te voeren. Ze krijgt een flinke dosis Haldol waar ze tam van wordt. Ze is nu zo anders geworden en ze kan er helemaal niets aan doen. Komt door die ROT-ZIEKTE en die medicatie.”
“We hebben vaak onenigheid over de base-coke die P. gebruikt. Ik wil eigenlijk helemaal stoppen met die kut coke. En de dealers blijven maar bellen of we wat willen. Ik haat ze. Ik zou zo graag weer met P. op reis willen gaan, leuke dingen doen. Ik mopper dan wel tegen P. maar ik hou nog steeds heel veel van haar, ik zal haar nooit in de steek laten. Daarom wil ik ook niet meer stelen, stel je voor dat ik word opgepakt, dan moet P. naar een hospicehuis. Ik moet de straat op om te bedelen op zoek naar blikjes en andere dingen om ons eten en drinken bij elkaar te verdienen. P. kan zo weinig meer dat ze wel graag die coke neemt. “Hier heb ik nog een beetje plezier aan,” zegt ze, “aan coke en sigaretten.” Maar ze wil niet meer met vakantie.”
Het levensverhaal van Martin en P.: twee schatten van mensen die zielsveel van elkaar houden. Ze hadden een prachtleven, ondanks hun gebruik, wat door die rotziekte overhoop wordt gegooid. Echte Partners in Crime. Ze houden van elkaar in goede en slechte tijden!
Zeg me dat het niet zo is
Zeg me dat het niet waar is
Ga je mee vanavond
Naar ons lievelingsrestaurant t
Een tafel voor twee
Ik heb gebeld
Ze weten ervan
En we drinken
Totdat de zon op komt
En we vergeten
De oneerlijkheid van het lot
Zeg me dat het niet waar is
Kom we gaan
Trek je jas aan
Anders wordt het te laat
Kom eens hier, ik houd je vast, ik laat je nooit meer gaan
En ik vertel je een grap die je laat huilen van de lach
En we vergeten de blikken van de mensen in de stad
We doen net alsof het niet zo is
Alsof het niet zo is
Alsof het niet waar is
We doen net alsof ze gewoon verder leeft
Alsof ze gewoon verder leeft
Zelfs als het niet zo is
Tekst: Frank Boeijen
Opgetekend in Amsterdam, december 2024