Het verhaal van een oude zeerover.

Opgetekend door: Nori Jorna

Het levensverhaal van Dicky

Intro 

Het leven van Dicky is een groot avontuur. Reflecterend op zijn jeugd wordt duidelijk dat er iets essentieels heeft ontbroken. Was het die krachtige vaderfiguur die met regelmaat de trots op zijn zoon benoemde, een hand op zijn schouder legde en hem behoedde voor gevaar? Hij moest in dat proces uiteindelijk zijn eigen kracht vinden.   

Ons gesprek vindt in etappes plaats omdat de pijn op de plek waar ooit zijn been zat, te intens wordt. In coronatijd zat hij in de gevangenis en werd zijn been opeens dik. De ziekenhuizen lagen vol en een klein iets liep uit op een groot medisch drama. Hij vertelt dat er te achteloos mee is omgegaan en dat hij daardoor zijn been is verloren. Nu zit hij in een rolstoel. Hij is er boos en verdrietig over. 


Op Curaçao en Bonaire 

Dicky is op Curaçao geboren op 20 maart 1956, uit een moeder met Friese voorouders en een vader die een bekend figuur in Willemstad was. Moeder kreeg elf kinderen en Dicky was de jongste jongen. Na hem kwamen nog twee zusjes.  Zijn vader was een grote, knappe zeeman met een eigen schip, de ‘Candida’, vernoemd naar zijn moeder.  Een echte rokkenjager, nooit thuis, overal andere liefjes met veel kinderen.   

Het blijft onduidelijk voor Dicky wat de ware reden was, maar op zijn vierde werd hij naar een kinderloze oudtante en oom op Bonaire gebracht om daar tot zijn twaalfde te blijven. Ze waren al boven de 60, erg zuinig en ouderwets. Dicky vergelijkt het met het leven in de achttiende eeuw! Hij denkt dat het daar misliep in zijn leven omdat er niemand was die hem onder de duim hield en op het rechte pad kon houden. Hij zegt erover: “Ze hadden regelmatig aan mijn oor moeten draaien!” Hij was meer buiten dan thuis en ging op een gegeven moment niet meer naar school. De oudjes hadden niets meer over hem te vertellen.  

Terug op Curaçao, bekommerde hij zich wat om zijn jongere zusjes en ging hij met ‘ondeugende’ mensen om, zoals hij ze zelf kwalificeert. Toch was er toen al het gevoel dat hij in de steek was gelaten, vooral door zijn vader, naar wie hij huizenhoog opkeek.  “Mijn vader wist niet hoe je een kind moest opvoeden. Als je foutloos tot tien kon tellen en schoenen aan je voeten had, dan was het al lang goed. Voor alles wat hij zelf niet voor elkaar kreeg, strooide hij met geld uit zijn dikke portemonnee. Maar ik heb het hem nooit kwalijk genomen, omdat hij dit niet met voorbedachten rade deed. Hij wist niet beter en het waren andere tijden.” 

Zijn oudere broer probeerde hem nog onder de duim te houden, maar hij kreeg hem niet meer in het gareel. Hij zocht het zelf wel uit en in navolging van zijn vader ging hij het avontuur achterna: hij zwom in de zee waar witte haaien zaten en realiseerde zich later dat niemand hem gewaarschuwd had dat hij wel opgegeten had kunnen worden.  

Een zeemansleven 

Dicky deed uiteindelijk de zeevaartschool, net als zijn vader. Nog minderjarig ging hij op de grote vaart. Zijn moeder wilde eigenlijk niet tekenen voor zijn paspoort vanwege zijn leeftijd maar het lukte toch en op zijn zeventiende ging hij met monsterboek en paspoort vanuit Panama op pad. Aangemeerd in wereldhavens namen de grote jongens hem overal mee naartoe: naar de hoeren en de nachtclubs in de donkerste krochten van de stad. 

Hij herinnert zich een voorval in Mumbai waar hij aanmeerde. Op weg naar de hoeren bood een taxichauffeur twee bloedmooie meisjes aan. “Het waren prinsessen.“ Toen hij ze zag, hielden de meisjes elkaar stevig vast en zaten ze te shaken van angst. Zijn morele kompas liet hem weten dat er iets niet klopte. De meisjes waren niet alleen nog erg jong, ze bleken ook nog de dochters van de taxichauffeur en werden te koop aangeboden. Een leven in heftige armoede bleek de drijfveer van de vader en had hem immoreel gemaakt. “Tot op de dag van vandaag zal ik dat niet vergeten en vraag ik me af wat er van de meisjes geworden is.” 

Huize Maria en heroïne 

Toen Dicky stopte met varen, leerde hij op Curaçao R. kennen, een mooie meid uit een arm gezin. Ze kon ruzie maken, vechten en dansen als de beste en ze pasten goed bij elkaar. Hij nam haar mee naar Nederland. Via allerlei opvanghuizen kwamen zij in Limburg terecht in een voormalig klooster, Huize Maria. 

De heroïne was inmiddels in Limburg geïntroduceerd en er werd goed geld aan verdiend. “Mijn ogen begonnen te blinken!” Dicky vertelt dat je in die tijd voor 80 gulden een gram heroïne kocht. Maar door het oppakken van twee grote dealers en het instorten van de Thais-Chinese heroïnemarkt, werd er opeens goudgeld gevraagd voor heroïne, wel 1000 gulden voor een gram. In plaats van tien streepjes werden er maar acht aan de klant geleverd en er werd dus fors winst gemaakt. 

Prepareren van drugspartijen met valse briefjes of briefjes van vijf in plaats van duizend, evenals ripdeals, waren aan de orde van de dag. De grote jongens woonden in villa’s en reden in een auto met chauffeur en bodyguard. Het was een wereld waarin menigeen op hol sloeg en uiteindelijk voor de bijl ging. Het bijwonen van de legendarische finale van het wereldkampioenschap voetbal in 1978 in Argentinië was voor Dicky een hoogtepunt in zijn luxeleven. Hij gebruikte toen zelf nog geen heroïne, dat kwam later pas.   

Rijk, verslaafd en afgekickt 

Om te tonen hoe goed het ging, toog Dicky trots met R. naar Curaçao, met 200.000 gulden op zak. Die bracht hij naar zijn moeder. Maar nu ging er toch, als nooit tevoren, iemand aan zijn oor draaien!  Zijn moeder zei: “Moet je luisteren, als je hard werkt en zweet en je verdient een tientje, dan zou ik trots zijn en het van je aannemen, maar met deze rotzooi bezig zijn: opgesodemieterd!!” 

Het kon niet uitblijven, de bajes wachtte op hem: “Als er zes mensen verklaren dat ze van jouw winkeltje hebben gekocht, dan hang je.“  Dicky ging uiteindelijk naar de gevangenis en kwam er als een echte junkie uit.  Er kwam geen geld meer binnen dus moest er af en toe iets anders worden bedacht. Een kluis openmaken van een rijk bedrijf bijvoorbeeld is in de ogen van Dicky geen slechte daad; maar spaargeld van een oude mevrouw afnemen, dat mag niet. Een bandiet heeft ook een geweten!  

Inmiddels is hij al 35 jaar van de heroïne af; het lukte nadat hij negen maanden bij zijn moeder woonde.  Hij heeft haar zijn erewoord gegeven en is er nooit meer aan begonnen. Wel kwamen er andere dingen voor in de plaats.  

Terugblik op het leven 

Zou hij zijn leven zo weer overdoen? “Die heroïne niet, maar ik ben natuurlijk een hele goede zakenman. Ik kan paardenpoep voor hasjiesj verkopen en ice tea als dure whisky! De weg die ik bewandeld heb was in het begin zoet, maar onderweg kom je toch de zuurheid en verrotting tegen.“  Zo was hij acht maanden dakloos en leefde hij op straat.  Vriendin R. is een paar jaar geleden overleden. 

Dicky is geenszins een allemansvriend, maar een echte vriend kan altijd op hem rekenen. Iemand die hem opzoekt in de bajes, in het ziekenhuis en ook in de diepe ellende. Op dit moment is er niet zo’n goede vriend. Maar er zal altijd over Dicky worden gesproken, al was het maar dat zijn naam op twee vrouwenlichamen getatoeëerd staat. 

En nu wil hij soep! 

Amsterdam, april 2025 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *