Gevonden
Op 1 juni werd Daniël gevonden in een huis bij de Wallen. Hij zal eind mei 1964 zijn geboren. Vrouwen uit de buurt kwamen af op het hartverscheurende gehuil. Zij maakten de deur open en vonden de baby. De moeder was vertrokken en een vader was ook nergens te bekennen. Daniël werd overgedragen aan de politie. Zeven maanden later kwam hij terecht bij het echtpaar dat hem wilde adopteren. In diezelfde tijd namen zij nog een jongen op uit een andere instelling, die was toen al een jaar of vijf. Hij werd Daniëls oudere broer. Eerder hadden zijn pleegouders al een meisje geadopteerd. Daniël was de jongste.
Jongensjaren
De familie woonde in Bos en Lommer in Amsterdam-West. Vader werkte bij een bank en moeder was verpleegkundige. Hun huis stond recht tegenover de bibliotheek. Dat kwam goed uit want Daniël was een enorme lezer. Hij was als kind veel ziek (bijholteontsteking) dus hij had ook veel tijd om te lezen.
Moeder was gereformeerd, vader was niet gelovig. “Mama was christen met een anarchistische inslag,” zegt Daniël. Toen de kinderen nog klein waren, gingen zij samen met hun moeder naar de kerk. Later hoefde dat niet meer. Mama ging ook minder maar ze bleef wel actief voor de kerk. “Zij heeft heel wat woningen van junks schoongemaakt.”
Daniël ging naar de Julianaschool vlakbij huis, een kleine school met klasjes van vijf of zes kinderen. “Daar kregen we dus heel veel aandacht en ik heb er ontzettend veel geleerd. Ik heb daar gewoon zo’n goede basis opgebouwd. Maar daardoor was de havo zo fucking saai dat ik verschrikkelijk veel gespijbeld heb.”
De familie verhuisde naar de Rivierenbuurt maar Daniël had een baantje gevonden bij Lindeman, groenten verkopen. Het was bij zijn oma om de hoek, in Bos en Lommer. Hij kwam graag bij zijn oma. Dan gingen ze kleuren-tv kijken. Een film over Woodstock maakte enorme indruk. Die hippies, blowen, dat is mijn wereld, dacht Daniël.
Thuis was het niet altijd makkelijk. Er waren veel conflicten tussen zijn broer en zijn pleegvader. Bijna elke avond woordenwisselingen, ruzie, spanning. “Het komt denk ik uit de tijd voor hij geadopteerd werd. Hij weet heel erg goed hoe het is om niet gewenst te zijn.”
Horeca
De havo heeft Daniël niet afgemaakt maar via één van zijn docenten kwam hij op de Horecavakschool terecht. Dat was een goed idee want Daniël hield van koken. Hij had al van jongs af aan met zijn moeder in de keuken gestaan. Met zijn diploma kok/kelner ging Daniël aan het werk maar hij voelde zich niet thuis in de horeca. Hij was ook geen drinker, meer een roker. “Als iedereen aan het drinken was, liep ik een beetje schoon te maken.”
Achteraf had hij misschien beter het advies van zijn docent patisserie kunnen opvolgen. Die wilde hem graag in dienst nemen en verder opleiden. Hij heeft zijn docent zelfs vervangen bij een vakantie. “Was ik drie weken chef patisserie.” Maar Daniël nam afscheid van de horeca en schreef zich in voor de sociale academie. “Samen met een gabber van me, dat leek me wel leuk.”
‘Episode’
In die tijd blowde hij veel en dat werd steeds meer. Op Goede Vrijdag ging het mis. Daniël kreeg een psychose, een ‘episode’ zoals hij het zelf noemt. “Mijn 21e verjaardag vierde ik in het gekkenhuis, in Santport.” Daar kreeg hij Haldol, een heel sterk middel waar je slap en duf van wordt. Veel vrienden en ook familie vielen weg in die tijd maar zijn ouders bleven. “We hebben voor hem gekozen toen hij een baby was, omdat hij ons nodig had. Nu heeft hij ons zeker nodig dus we laten hem niet vallen,” zei zijn vader.
Na Santpoort mocht Daniël tijdelijk in het huis van zijn broer wonen, zijn broer ging zo lang weer bij hun ouders wonen. Het was een halve woning in de Spaarndammerstraat, weer recht tegenover de bibliotheek, net als vroeger. Via de huisarts kreeg hij een ander antipsychoticum en vanaf dat moment ging het beter.
Bal der geweigerden
Daniël kreeg in 1986 een eigen huis, aan de Van Beuningenstraat. Hier heeft hij een tijd samengewoond met zijn vriendin R. Een vriendin van haar woonde ook bij hen in. Er waren sowieso altijd veel mensen. En drugs. R. ging altijd hasj en speed halen. Daniël schreef veel in die tijd. En ’s middags ging hij altijd naar zijn maat die een straat verderop een fietsenwerkplaats had. Dan zaten ze samen rum-cola te drinken en te roken. Later heeft hij twee ‘boekies’ gepubliceerd bij uitgeverij Tobi Vroegh. Korte verhalen en gedichten. Naar aanleiding van die boekjes heeft hij twee keer opgetreden op het ‘Bal der geweigerden’, het alternatieve boekenbal in Paradiso.
Halfzus
Daniël was een jaar of vijfentwintig toen hij ontdekte dat hij een halfzus had, van dezelfde moeder. Ineens stond ze voor zijn deur. Hij heeft altijd geweten dat hij was geadopteerd, zijn ouders waren daar heel open over. Zijn halfzus had het minder goed getroffen met haar adoptiegezin. Daarom heeft ze veel onderzoek gedaan naar haar biologische ouders. Zo kwam ze bij Daniël terecht. Er was ook nog een jongere halfzus, ook van dezelfde moeder. Vaders waren onbekend. Met zijn oudste halfzus heeft Daniël lang contact gehouden. Hij was ook op haar bruiloft. “Daar waren dus de familie van de bruidegom, de familie van de bruid én haar broer,” vertelt hij grijnzend.
Clean worden
Intussen ging Daniël steeds meer drugs gebruiken: coke, crack en altijd wiet of hasj. Zijn favoriet was een combinatie van LSD en heroïne. Maar hij spoot nooit, hij hield het bij roken. In de zomer van 2000 is hij afgekickt, cold turkey. Dat was een hele lange zomer. Het was moeilijk, clean worden. “Maar dat heb ik van mijn moeder geleerd, als je eenmaal een besluit neemt dan hou je je eraan. Mijn moeder kwam vaak langs om schoon te maken en op te ruimen. En dan kookte ze wat.”
Daniël ging vaak bij zijn ouders op bezoek. Na het overlijden van zijn vader in 2005 bezocht hij zijn moeder bijna dagelijks. Hij deed dan wat klusjes voor haar, boodschappen. En koffiedrinken natuurlijk. Toen ook zijn moeder stierf, in 2009, kreeg hij een terugval in de heroïne. “Je hebt geen doel meer, we deden zo veel samen.”
Opnames en opvang
Daniël is in totaal achttien keer opgenomen geweest, en niet altijd vrijwillig, soms was er ook een rechterlijke machtiging tot onvrijwillige opname. Zo kwam hij eens in de Valeriuskliniek terecht maar de mensen van Mentrum kwamen hem daar ophalen. “Het leek wel een ontvoering!”
Bij Mentrum mocht hij na verloop van tijd naar de open afdeling. Daar heeft hij vrij lang gewoond. Hij had veel zelfstandigheid en voelde zich serieus genomen. “Daar ben ik wel heel erg ge-uplift. Als ik er nu op terugkijk, dan hebben al die opnames me best wat gebracht.” Hij noemt als voorbeeld zijn eerste buddy van de Regenboog. “Zij heeft echt van mij als kapot vogeltje weer een vliegend vogeltje gemaakt.”
Tijdens de eerste opnames had Daniël zijn huis aan de Van Beuningenstraat nog. Maar toen hij in de Jellinek zat kwam er een brief van de woningbouwvereniging dat hij zijn huis moest ontruimen. Hij had zich eerder al ingeschreven bij HvO Querido. En op een gegeven moment kon hij terecht bij ‘De Aak’ in Osdorp. Hij is er ruim een jaar gebleven en daarna verhuisde hij naar het Martien Schaaperhuis. “Over die plek was ik wel enthousiast, er zat ook een jongen met wie ik in de Jellinek had gewoond.” Hij is er een jaar of vijf gebleven en deed ook mee aan de dagbesteding. Wederom had hij een buddy van de Regenboog. Zij werkte bij Boomerang cards. “Iedere week gingen we koffiedrinken en dan kreeg ik een Boomerang-kaart. Eigenlijk hebben we elkaar best wel geïnspireerd in dat jaar.”
Later maakte hij ook iets moois mee. De paus had daklozen uit Europa uitgenodigd om naar het Vaticaan te komen. Daniël had zich opgegeven ‘voor de koffie’ en ja hoor, hij mocht mee met de bus. Maar later werd hij geschorst. Daniël is vaker in zijn leven geschorst, maar als ik hem daarnaar vraag, wil hij er niets over kwijt. Behalve dat hij een borderliner is en geen gemakkelijke jongen.
Op straat
Daarna heeft Daniël een tijd op straat geleefd. Dat was niet makkelijk. Gelukkig kon hij in 2019 weer terecht in ‘De Aak’. “Daar heb ik covid meegemaakt en alle ellende die daarbij hoorde. Zelf was ik ook ziek en ik ben een tijd in quarantaine geweest.” Daarna moest hij daar ook weer vertrekken. “Toen ben ik met de trein gaan reizen, ik woonde zo’n beetje in de trein.”
Het leven op straat en in de treinen was zwaar. Hij verwaarloosde zichzelf, terwijl hij vroeger altijd zo’n ‘dandy’ was. Een wond aan zijn been ging niet meer over. Twee keer is hij opgenomen in het AMC. De tweede keer moest zijn linker onderbeen worden geamputeerd.
Nieuw onderdak
Sinds kort woont Daniël in een locatie van het Leger des Heils. Hij moet nog wennen aan zijn rolstoel. Nog steeds leest hij graag. “Zo heb ik een behoorlijke kennis opgebouwd.” Daniël zit nu veel op zijn kamer. “Ik hou van een zekere rust om me heen.” En rust is er niet altijd in de gemeenschappelijke ruimte. Hij ergert zich bijvoorbeeld als de tv de hele dag aanstaat op ‘een domme zender’. En aan ‘mensen die denken dat alles van hen is’. Op zijn kamer kijkt hij regelmatig naar CNN.
Na zijn ouders zijn ook zijn pleegbroer en -zus overleden. “Van de dood van mijn pleegzus hoorde ik doordat een nichtje me belde. En mijn broer, dat weet ik nog goed. Ik zat net in het Martien Schaapmanhuis. Er klopte iemand op mijn deur en die vertelde dat mijn broer dood was, suïcide. Daar heeft hij mijn moeder vaak mee gedreigd.”
Toch begint Daniël zijn situatie langzaam maar zeker te accepteren. Hij leest veel over de stoïcijnen en ook in de Bijbel vindt hij inspiratie, vooral het Oude Testament. Zijn moeder leerde hem al: Als je bidt, dank dan de Heer, vraag niet zo veel.
Terugblik
“Sommige dingen zijn nou eenmaal zo en sommige dingen kunnen gewoon niet. Vroeger vond ik dat heel vervelend maar nu begrijp ik het beter.” Daniël denkt veel na over zijn leven en de wereld. Hij heeft een hele goede opvoeding gehad, vindt hij. “Dat merk ik naarmate ik ouder word.”
Amsterdam, mei 2025