Aleks vertelt me zijn verhaal in twee keer. Eerst in een café, met een kop groene thee waar hij dol op is. Hij is vrolijk en spraakzaam. Het tweede deel komt een paar weken later in de inloop. Hij ziet er moe en vermagerd uit en is alweer wat langer dakloos. Intussen is hij ook beroofd. ‘Je hebt maar één leven’, zegt hij nuchter, ‘en dit is het mijne.’
Jonge jaren
Aleksandr werd op 25-07-1972 geboren in Mogilev, een stad in Wit-Rusland. Hij beschouwt zichzelf niet simpelweg als Wit-Rus, maar als Russisch – ‘Russisch is geen nationaliteit, het is een staat van zijn’, legt hij uit. Verder is hij wereldburger; zijn ouders waren militairen in het Sovjetleger en het gezin verhuisde daardoor om de paar jaar, van Azerbeidzjan naar Georgië, van Mongolië naar Letland.
Zijn jeugd verliep onrustig. Op jonge leeftijd werd hij ondergebracht in een zogenaamde ‘speciale school’, wat in feite een kindergevangenis was. Daar begon ook zijn criminele carrière, al op zevenjarige leeftijd. Zijn biologische moeder kent hij niet; hij was als kind geadopteerd. Over zijn pleegmoeder, de vrouw die hij als zijn moeder beschouwt, spreekt hij met warmte. ‘Spasibo, mama’, zegt hij zo vaak hij kan. ‘Ze was een goede vrouw.’ Als hij over zijn vader spreekt, een man uit Tambov die tientallen jaren in het leger zat, kijkt hij hard. ‘Hij sloeg me. Vanaf de derde of vierde klas kreeg ik uit voorzorg straf voor de les, ook al had ik niks gedaan.’ Op school deed hij het juist goed: hij was een “atlichnik”, iemand die alles haalde. Maar thuis was er geweld, en in plaats van kansen kwamen er klappen. ‘Als kind had ik veel dromen. Mijn vader heeft mijn dromen gebroken.’
Aan het werk voor de ‘maffia’
Na zijn jeugd leidde hij een zwervend bestaan. Hij leefde in verschillende landen, werkte in fabrieken en verbleef soms in de gevangenis. In 2019 kwam hij met zijn vrouw, een Letse, naar Nederland, via een uitzendbureau dat volgens hem opereert als “maffia”. Hij werkte onder meer in kippenfabrieken in België en Nederland, vaak onder slechte omstandigheden, met nul-urencontracten en nauwelijks rechten. De huisvesting van de werknemers werd geregeld via het uitzendbureau. Iedere dag gingen ze met een bus van het hostel waar ze verbleven naar de fabriek en weer terug. Zijn vrouw werd op een bepaald moment ernstig ziek – een fout van een arts leidde tot een abces in haar voet en uiteindelijk tot invaliditeit. Het lukte om zorg en huisvesting voor haar te vinden, maar hij mocht daar als man niet wonen. Sindsdien woont zijn vrouw in Roermond met hun twee katten, zonder Aleks.
Dakloos en twee keer bijna dood
Niet bij zijn vrouw kunnen wonen was erg genoeg, maar het werd nog zwaarder. Waar Aleks eerst met kippenvlees werkte, moest hij na een paar jaar levende kippen verwerken. ‘Dat kon ik niet. Prima, zei mijn coördinator, maar toen was het afgelopen met werk én met huisvesting.’
Hij sliep onder bruggen en in de kou. ‘Ik kreeg hulp via opvangcentra zoals de inloop en de winteropvang waar ik nu slaap, maar dat zijn geen fijne plekken om te slapen. Er wordt drugs verkocht, en er wordt gestolen. Daarom slaap ik soms liever buiten. ‘
Na een paar jaar dakloosheid was hij fysiek en mentaal uitgeput en dronk hij veel. Op een bepaald moment, na dagen zonder voedsel en veel alcohol en stress, kreeg hij een maagbloeding, liters bloed verloor hij. ‘Ik was twee keer bijna dood, ze moesten me met zo’n apparaat op mijn borst weer tot leven wekken.’ Ook is hij een keer bewusteloos in de gracht gevallen en werd toen twee dagen later wakker in het ziekenhuis. Gelukkig vonden ze hem en kreeg hij de zorg die hij nodig had; dat gebeurt niet altijd zonder vast adres of verzekering. ‘God vond het nog niet mijn tijd.’
Bureaucratie en blikjes
Aleks heeft geprobeerd terug te gaan naar zijn geboorteland Wit-Rusland, maar dat is praktisch onmogelijk, zegt hij: ‘De bureaucratie daar is nog tien keer erger dan hier in Nederland. Alles gaat traag en als je geen vaste documenten hebt, kun je nergens werken of wonen. Zeker als je, zoals ik, op allerlei plaatsen hebt gewoond. Het systeem maakt het heel moeilijk om terug te keren en daar een nieuw bestaan op te bouwen.’
Aleks wil ook graag in Nederland blijven en werken. Hij heeft een Nederlandse ID, BSN, zorgverzekering en bankrekening, maar bij een ongeluk verloor hij de inhoud van zijn jaszakken – ook zijn documenten, en zijn kunstgebit. Hij had het meeste weer terug en werd toen beroofd; weer alles kwijt. Het duurt maanden en intussen kun je alleen maar wachten, zegt hij. ‘Ik ben een man, ik wil mijn eigen leven op orde krijgen. De bureaucratie maakt het moeilijk, maar ik geef niet op.’ Hij verzamelt statiegeld om te overleven. In de koude maanden levert dat echter niet veel meer op dan twee tientjes per dag. ‘Ik wil niet stelen,’ zei hij. ‘Ik kan het, heel goed zelfs. Maar ik wil het niet. Het is niet van mij.’
Mensen om hem heen
Hij heeft kinderen maar daar wil hij nu niet over praten. Een van hen woont in elk geval in Engeland. Hij heeft geen contact met ze, want wat heeft hij ze te bieden? Hij vertrouwt niemand echt, behalve zijn vrouw. Vrienden heeft hij niet. ‘Ik ben vrij, alleen verantwoordelijk voor mezelf. Niemand vertelt me wat ik moet doen.’ Toch is hij vriendelijk en makkelijk in de omgang. Zijn favoriete tijdsbesteding is gewoon ergens zitten en naar de mensen kijken. Hij vergelijkt het met naar de film gaan. ‘Ik kijk naar mensen. Ze zien mij niet, maar ik zie hen.’ Observatie is een vaardigheid die hij heeft aangescherpt. ‘Eerst denken mensen dat ik niet begrijp wat ze zeggen. Maar ik kijk. Ik weet wat ze bedoelen.’
Wie hem vluchtig passeert, ziet misschien alleen een man met een tas vol lege blikjes. Maar wie zijn pas vertraagt, en even naast hem gaat lopen, of zelfs blijft staan en luistert, hoort het verhaal van een heel bijzondere, veerkrachtige man die keer op keer is gevallen, en toch steeds weer overeind krabbelt – met waardigheid, vastberadenheid en hoop. En wie echt de tijd neemt om naast Aleks te gaan zitten op een bankje in de stad, ziet de warme, vriendelijke blik in zijn ogen, en leert een man kennen die storm na storm heeft doorstaan, en steeds weer zijn kracht hervindt.
Paardensprongen
Aleks is wars van sentiment of zelfmedelijden en hij is filosofisch. Hij is sceptisch over georganiseerde religie, maar gelooft in iets hogers: ‘God hoeft geen dingen van je, hij wil alleen je ziel.’ Hij gelooft in eigen verantwoordelijkheid, hoe moeilijk het leven ook is. Hij spreekt in allegorieën, vergelijkt het leven met een potje schaak waarin het paard slechts bepaalde zetten kan doen, in paardensprongen. Elk ander schaakstuk heeft weer andere mogelijkheden en beperkingen. Dat is een les die hij graag wil doorgeven, één basisregel voor het leven: ‘Je hebt maar één leven. Het is goed zoals jij het doet, want je kunt het alleen op die manier doen. Niemand kan je vertellen hoe je je leven moet leiden, want het is hun leven niet. Maar als je niet wilt dat mensen je slecht behandelen, behandel hen dan ook niet slecht.’ En hij haalt het memento mori van de oude Romeinen aan: ’Je bent stof en tot stof keer je terug’, zoals ook in de Bijbel in het boek Genesis staat.
‘Het leven is zwaar,’ geeft hij toe. ‘Maar het is míjn leven.’ En zelfs als hij de kans kreeg om alles opnieuw te doen, zou hij niets veranderen.
Utrecht, september 2025
