Een bikkel, een doorzetter met een gevoelig hartje.

Opgetekend door: Eswalda Waterreus. Op de foto: Arthur met Carola Schouten, burgemeester van Rotterdam.

Het levensverhaal van Arthur

Ik heb met Arthur op zijn huidige, tijdelijke woonplek afgesproken bij het Leger des Heils. Vanuit zijn kamer hebben we een mooi uitzicht op de voorbijvarende boten. “Dat uitzicht is het fijnste hier, maar dat ik nu niet geheel zelfstandig ben en afhankelijk ben van ‘betutteling’ vind ik vreselijk.” 


Familie, opgroeien op veel verschillende plekken met steeds andere mensen  

Arthur is op 11 september 1960 in Rotterdam geboren. “Ik ben op de Noordsingel geboren en ik heb op de Noordsingel een half jaar in de gevangenis gezeten (voor vechten op straat). Is dat nou mooi of niet?” 

Toen Arthur zo’n tweeëneenhalf jaar oud was, gingen zijn ouders uit elkaar. Zijn moeder kon en mocht niet voor hem zorgen, omdat zij niet voldoende geld had en pas achttien of negentien jaar oud was. Zijn vader was te druk met het werken in zijn eigen kroeg. Daarom woonde Arthur de rest van zijn jeugd elke paar jaar op een ander adres. Steeds bij andere personen en hij ging ook naar verschillende scholen. “Ik werd soms wakker en wist niet waar ik was.” 

Hij woonde eerst bij zijn opa en oma van vaderskant. Maar omdat hij te druk voor hen was, ging hij vanaf zijn vijfde jaar naar een nonnenklooster in Hoek van Holland. Na twee jaar ging hij naar een jeugdinternaat, vervolgens naar een tante en oom voor drie of vier jaar. Zijn tante zei: “Waar zes monden gevuld kunnen worden, kunnen ook wel zeven monden gevuld worden.” 

Toen zijn vader voor de tweede keer trouwde, kon Arthur weer bij zijn vader en zijn tweede moeder wonen (zoals Arthur haar noemt), met later een halfzusje erbij. Na de tweede scheiding ging hij weer in een internaat. En hetzelfde gebeurde ook voor een derde keer. Er kwamen nog een halfzusje en -broertje bij. Het boterde niet echt tussen Arthur en zijn derde moeder, hij vond dat hij te veel moest helpen van haar. Uiteindelijk was er te veel ruzie, zijn vader wou hem van de flat afgooien en zijn stiefmoeder heeft hem het huis uitgezet. Toen was hij een jaar of zestien, zeventien.  

Opleiding & werk  

Arthur is op zijn veertiende van school gegaan. “Het ging niet goed op school”. Vanaf die tijd heeft Arthur altijd gewerkt en allerlei baantjes aangepakt. Eerst allerlei klusjes op de camping waar zijn vader een vakantiehuisje had, zoals grasmaaien, harken, op de tractor spullen vervoeren. Daarna werkte hij op de kermis, op de veiling, was hij kok en cv-monteur, en vanaf z’n achttiende glazenwasser. De eerste jaren bij een bedrijf, later als zelfstandige. Aan de ene kant was het vrije leven heerlijk: zelf bepalen wanneer je werkt, geen baas die commentaar geeft. Maar aan de andere kant was het niet goed voor Arthur, omdat hij niet met geld kon omgaan en vaak zijn dagverdiensten dezelfde dag nog opmaakte in de kroeg en op feesten. Als er tijdens ons gesprek een mooi plezierjacht voorbijvaart, is het commentaar van Arthur: “Tja, die had ik in die tijd ook kunnen kopen, als ik een deel van mijn loon gespaard had.” 

Arthur heeft in veel plaatsen ramen gezeemd. In Rotterdam kan hij veel gebouwen opnoemen: het stadskantoor, alle politiebureaus, allerlei musea en heel veel kantoren. Zijn beste herinneringen liggen in Spijkenisse, waar hij een generatie lang een vaste wijk had. Hierdoor heeft hij van dichtbij de levensloop van zijn klanten meegemaakt: jonge gezinnen waarvan hij de kinderen heeft zien opgroeien. “Ik mis mijn klantenkring heel erg, dat was een soort familie voor me. Als ik begraven word, wil ik eerst nog met de lijkwagen door deze wijk rijden.” 

Vriendinnen en relaties 

Vanaf zijn zeventiende werkte Arthur op een rondtrekkende kermis en had hij, zoals het spreekwoord zegt, “In elk stadje, een ander schatje”. Ook leerde hij hier bier drinken. Toch had hij rond zijn achttiende jaar een vaste vriendin voor enkele jaren. Daarna was hij een tijdje vrijgezel.  

Toen Arthur rond zijn 25e weer een poos bij zijn opa en oma woonde, spoorden zij hem aan om een vriendin te zoeken. Arthur maakte toen vaak het grapje dat hij wachtte op Marietje, een mooi meisje met blond haar en blauwe ogen. “Door dat liedje: Ach Marietje, de rozen zullen bloei-oei-en”. Zijn grootouders zeiden dan “Hou toch eens op over je Marietje, zoek een Marietje.” En toen Arthur 27 jaar was, kreeg hij een jarenlange relatie met een vriendin. Toen het even ‘uit’ was, bleek dat ze zwanger was. Toen hebben ze het weer bijgelegd en werd hun zoon geboren. Maar na zo’n drie jaar is de relatie toch uitgegaan.  

Arthur is blij dat zijn zoon wel goed geleerd heeft (mede dankzij zijn stiefvader) en nu een goede baan heeft als procesoperator en een huis heeft kunnen kopen. Hij ziet hem een paar keer per jaar. Op zijn zestiende verjaardag heeft Arthur hem een doos ‘kapotjes’ cadeau gedaan en aangeraden niet in de voetsporen van zijn vader te treden. Ook heeft Arthur altijd gezorgd dat zijn zoon meer dan genoeg zakgeld had: “Beter om mijn geld aan mijn zoon te geven, dan het in de kroeg te verslijten.” De afgelopen vijftien jaar heeft Arthur een latrelatie, die op en af gaat.  

Contact met ouders en familie  

Op zijn 22e is Arthur op zoek gegaan naar zijn biologische moeder die als jong meisje niet voor hem mocht zorgen.  Zij bleek opnieuw getrouwd te zijn en had twee dochters. Arthurs halfzussen wisten niet dat zij een broer hadden. Hij heeft een paar jaar regelmatig contact met zijn moeder, maar het bleef wat ongemakkelijk. Ze hadden niet echt een band. Arthur durfde ook geen mama tegen haar te zeggen. Toen zijn stiefvader aan een tumor in zijn hoofd overleed, nam Arthur ook meer afstand van zijn moeder. Nu zij 80 jaar is, wil Arthur er ook niet heen. Hij heeft geen zin in allerlei vragen en is ook niet trots dat hij nu bij het Leger des Heils verblijft.  

Ook met zijn vader heeft Arthur jaren geen contact gehad. Ze hadden vroeger veel ruzie en hij werd veel door hem geslagen. “Daar heb ik nog wel eens dromen van.” Toen zijn halfbroer belde dat zijn vader was overleden, reageerde Arthur: “Daar heb ik niks mee.” Toch ging hij naar de begrafenis en ontdekte dat zijn naam niet op de rouwkaart stond. Dat raakte hem wel. “Eindelijk had ik weer een beetje contact met mijn halfbroer, maar sinds het overlijden van mijn vader en het niet echt eerlijk verdelen van pa’s spullen, niet meer.” Toch vindt Arthur het jammer dat hij nu niet meer met zijn vader kan praten.  

Huidige situatie: wonen en bezigheden 

Arthur heeft afgelopen februari tijdens het glazenwassen een val van zijn ladder gemaakt van 1 hoog en daarbij zijn rug en zijn heup gebroken. Zelf grapt hij daarover: “Ik ben al die jaren glazenwasser geweest, met vallen en opstaan, maar nu ben ik wel heel hard gevallen.” Niet lang hierna kreeg hij ook nog een TIA (lichte beroerte). Nu heeft hij nog steeds flinke last van zijn linkerbeen en heup, waardoor hij alleen korte afstanden kan lopen en gebonden is aan een rolstoel. Hij wacht al een tijdje op het krijgen van een scootmobiel.  

Vanwege zijn slechte lichamelijke conditie verblijft Arthur nu bij het Leger des Heils maar hij heeft ook nog een eigen huurwoning op 2 hoog. Daar kan hij niet heen vanwege de trappen. Met boodschappentassen of vuilniszakken is dat niet te doen. Hij komt er wel regelmatig om zijn kat te verzorgen en soms blijft hij er een nachtje slapen om weer even te genieten van het zelfstandige leven. Hij wacht nu op een speciale woonunit: gelijkvloers, in een verzorgingssetting met een eigen woonkamer en de mogelijkheid om zelf te koken en zo zelfstandig mogelijk te wonen. Voor nu zegt hij: “Ik ben bang dat ik hier niet uit kom. Dan spring ik van de Euromast.” Want hij heeft het heel moeilijk met het vaste eetritme in de eetzaal, de verzorging en de betutteling: “Ze komen zelfs ’s nachts kijken of ik niet dood ben.” Hij zou graag wat meer zijn eigen gang kunnen gaan want nu kan hij heel chagrijnig en stug doen tegen de mensen om hem heen. “Ik weet dat ik een goeie jongen ben, maar ik voel me hier niet gewaardeerd. Ik moet wel humor houden anders heb ik helemaal niets.”  

Leuke anekdote 

Arthur vindt niets doen vreselijk, hij heeft niet echt hobby’s, hij houdt nog steeds van werken. Hij zou graag betaald werk willen hebben, als chauffeur of zo. “Werk is goed voor het geld en tegen de verveling.” Nu maakt hij zich nuttig door het stuk kade voor de ingang van het wooncomplex regelmatig op te ruimen, onkruidvrij te maken, te vegen etc. Dat je daarbij ook leuke ontmoetingen kunt hebben, laat hij op een foto zien. Terwijl hij buiten bezig was, kwam een net geklede vrouw langs lopen die vroeg: “Wat ben je aan het doen?” De ‘rouwdouw’ in Arthur reageerde met: “Kan je dat niet zien dan oen?” Waarop de vrouw zei dat ze het alleen uit interesse vroeg en vervolgens vraagt of Arthur haar niet kent. “Nee,” reageert hij, “Wie ben je dan?” “Carola Schouten, burgemeester van Rotterdam,” zegt ze. En Arthur vraagt meteen enthousiast of hij met haar op de foto mag. En ja hoor, trots laat hij de foto zien waarop hij samen met de burgemeester staat. 

Mooiste momenten in zijn leven  

Met zijn jarenlange vriendin heeft Arthur een heel goede zomer gekend: ’s ochtends werken en ’s middags samen op het strand in Scheveningen.  

Geleerd van het leven 

Arthur weet nu helemaal zeker dat hij beter wat geld had kunnen sparen, zodat hij het nu gemakkelijker zou hebben. “Ik kon mijn hele leven kopen wat ik wou en nu heb ik niets meer en ben ik afhankelijk van het Leger des Heils. Van mijn uitkering houd ik € 80,- per week over, ik kan niet eens wat lekkers bij mijn biertje kopen.” Gelukkig kan Arthur wel beamen dat hij een voorbeeld is voor zijn zoon wat betreft doorzettingsvermogen. Hij is drie keer in elkaar gestort tijdens zijn glazenwasserscarrière en drie keer opnieuw begonnen. Ook is hij ruim een jaar verslaafd geweest aan cocaïne en hij is hier zelf van afgekickt. “Ik ben een knokker”. 

Rotterdam, september 2025 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *