Robert is graag onder de mensen. Tijdens ons gesprek in de Jacobikerk begroet hij regelmatig binnenkomende gasten. Een praatje hier, een babbeltje daar.
Ik trof Robert gisteren in de Domkerk. Daar raakte ik met hem aan de praat. Toen ik hem vroeg wat hij ervan vond als ik zijn leven aan papier toevertrouwde, twijfelde hij. Ik merk dat hij het graag een beetje luchtig houdt. Nu zijn we dan toch in gesprek.
Jeugd in Utrecht
Robert groeit op in een gezin van zeven kinderen. Hij is nummer vijf en de enige jongen. Zijn wieg staat in Elten, op de grens met Duitsland. Zijn moeder is Duitse, zijn vader Nederlander. Op zijn zesde verhuist het gezin naar het centrum van Utrecht, eerst woonden ze bij de Maliebaan en daarna in de buurt van het Griftpark. “Dat huis had nog bedsteden. Mijn vader heeft het behoorlijk verbouwd. Van huis uit was mijn vader timmerman en meubelmaker. Hij was heel handig.”
Robert heeft het goed in zijn jeugd. “Ik had altijd een goede band met mijn vader. Mijn moeder zorgde vooral voor mijn zussen. Ja, ook wel voor mij, maar toch… Mijn vader maakte altijd tijd voor mij. Ondanks dat hij elke dag voor zijn werk naar Rotterdam reisde en lange dagen maakte. Als ik jarig was, nam mijn vader me altijd mee de stad in.”
Robert gaat naar een jongensschool in de stad. De zomervakanties brengt hij door in Elten. Daar is de lucht beter. Het gezin heeft aan de rand van Utrecht twee stukken land waar ze groenten en fruit verbouwen. “Mijn moeder wekte alles op het petroleumstel in de schuur die mijn vader op het land had gebouwd. Vaak wel tweehonderd potten, grote en kleine!” Na een korte stilte vervolgt hij: “Mijn moeder was altijd kwiek, zelden ziek. Maandag was wasdag, dinsdag gehaktdag en vrijdag werd de buitenboel gedaan. Ze had er ook nog een baan bij, coupeuse, verstelwerk en zo voor die grote kledingzaken.” Robert en zijn zussen hadden ook zo hun taken. “Eén keer in de week moest ik naar de HEMA om rookvlees te halen (daar was mijn moeder gek op) en naar de markt om vis te halen.”
Leren voor een beroep
Na de basisschool gaat Robert naar de lagere technische school. “Ik had op school talen. Ik koos voor Frans, weet je waarom? Omdat mijn moeder gek was op Franse films. En omdat ik helemaal verkocht was door de Mona Lisa.” Robert is het liefste met auto’s bezig. “Ik wilde autoversteller worden. Vooral oldtimers en zo, om ze weer helemaal in orde te maken.” Tijdens zijn stage realiseert hij zich dat het toch niet zo zijn ding is. “Ik zat altijd onder de olie. En ik kreeg uitslag, jeuk. Ik zei tegen m’n vader: ‘Ik ben het zat, ik ga naar het arbeidsbureau”. Daar zochten ze mensen bij het spoor. Dat leek me wel wat. Tot m’n 57e ben ik wisselbouwer geweest. Tegenwoordig gaat dat bouwen machinaal, maar wij stonden met z’n achten aan zo’n wissel te werken. Het duurde wel een week.”
Over de vader van Robert
Zijn vader werkt in de Rotterdamse haven, net als zijn opa vóór de oorlog deed. Zijn vader lost er schepen die uit Indonesië komen. Op een dag krijgt hij tijdens het lossen een ongeluk. “Eén van die spanbanden waaraan de lading hing, is losgeschoten. Die is op zijn voet terecht gekomen. Zijn voet moest er toen af.” Dat blijkt het begin van meer ellende. “Mijn vader had ook suikerziekte. Elke keer moest er een stuk van zijn been af, totdat hij nog maar één been over had. Toen begon het ook in zijn andere been. Op het laatst had hij helemaal geen benen meer. Maar hij was een doorzetter, ook op zijn billen kwam hij vooruit.”
Als Robert op zijn 23e op de camping in Parijs is waar hij dan al jaren met een vriend komt, wordt hij door zijn oma gebeld. Of hij zo snel mogelijk naar huis kan komen. Zijn vader heeft (op zijn 59e) een einde aan zijn leven gemaakt. Robert is perplex. Hij heeft nooit de indruk gehad dat zijn vader leed. Vanaf dan is Robert de enige man tussen zeven vrouwen. Hij mist zijn vader. Maar het leven gaat door.
Huwelijk en scheiding
Robert trouwt als hij 29 jaar is. Ze krijgen drie kinderen, twee dochters en een zoon. De relatie houdt bijna 25 jaar stand. “Maar”, zo zegt Robert, “het ging al langere tijd niet goed. We werkten allebei. Zij was verpleegkundige, ik werkte op het spoor. Ik was altijd bezig. Als ik dan thuiskwam, dan dronk zij op haar gemak koffie, rookte en ging naar bed. In plaats van bijvoorbeeld te koken. Als je kinderen thuis hebt, moet je voor hen zorgen.” Na een stilte vervolgt hij: “We zijn nog in therapie gegaan, maar zij hield het na twee keer al voor gezien. Ik heb uiteindelijk de knoop doorgehakt. Ik wilde gewoon léven. Niet die ellende elke keer. De kinderen waren volwassen, dus toen kon ik scheiden. Zij nam de twee jongste kinderen die nog thuis woonden mee.”
Bezig blijven na het pensioen
Na de scheiding ziet het leven er heel anders uit. Het is niet makkelijk. Robert concludeert: “Als alles wegvalt, dan heb je dat.” Niet lang na de scheiding bereikt Robert de VUT-leeftijd (Vervroegde Uittreding, jonger met pensioen). Hij denkt er op zijn 57e niet aan om te stoppen met werken. “Ik was fit, wilde weer aan het werk. Ik begon als nachtwaker, bij de Sleep Inn en bij de nachtopvang van Leger des Heils. Ik ben altijd op zoek geweest. Ik heb ook bij de soepbus gewerkt. En ik reed op de taxi. Als ik klaar was met mijn nachtdienst bij het Leger des Heils, ging ik schoolkinderen rijden. ’s Middags haalde ik de kinderen weer op. Tussendoor sliep ik dan wat. Dat heb ik een jaar of vijf gedaan. Daarna ben ik gestopt als nachtwaker. Ik was het huishoudelijk werk daar zat. Ik heb toen nog een tijd op de taxi gereden, ook naar Schiphol.”
Robert weet van geen ophouden: “Ik ben nu 72 en nog steeds altijd in de weer. Ik werk ook bij de voedselbank. Ik moet met de bus overal naartoe om voedsel op te halen. Ik moet bezig zijn, altijd. Ik voetbal ook nog, wandelvoetbal.” Wat er gebeurt als hij stil gaat zitten? “Dat weet ik niet. Ik wil wat omhanden hebben, me uitleven. Het gaat ook wel eens fout hoor. Ik ben een keer onwel geworden in de taxi, onderweg naar Schiphol. Ik werd wakker in het ziekenhuis. Ze konden niets vinden.”
Nieuwe contacten zoeken
Een liefdesrelatie heeft hij niet meer gehad. “Ik ben wel eens met een vriend naar Roemenië geweest. Hij had een krant gevonden met internationale contactadvertenties. Hij is toen met een vrouw uit Roemenië in contact gekomen. Hij vroeg me na zijn eerste reis mee. Ik dacht: ‘ja, waarom niet, laten we maar eens kijken hè’. Ik heb toen een vriendin gehad in Roemenië. Ze zou naar Nederland komen, maar dat is uiteindelijk nooit gebeurd.”
Robert vervolgt: “Ik ben zoekende geweest, naar contacten, naar mensen om mee samen te zijn. Ik ben op een gegeven moment naar de Oosters-Orthodoxe kerk gegaan. Iedereen is in die kerk gelijk, dat heb je bij de katholieken niet. Bij de orthodoxen delen we alles met elkaar. Met Pasen bijvoorbeeld, dan gaan we eerst processie lopen. Erna is er de mis, overledenen herdenken en na afloop met z’n allen eten en feest vieren, tot diep in de nacht.”
Contact met kinderen, kleinkinderen en zussen
Het contact met zijn familie is minimaal. Hij heeft er moeite mee dat hij zijn kinderen en inmiddels zeven kleinkinderen weinig ziet. “Ze zijn allemaal druk. We zagen elkaar laatst nog met Vaderdag, en met de verjaardag van mijn jongste dochter. Maar normaalgesproken zien we elkaar niet veel.” Na een korte stilte voegt hij eraan toe: “Vroeger ging je elke week naar je ouders. Dat is allemaal weg. Maar ik heb er geen problemen mee, hoor. Ik kan mijn eigen gang gaan, kan weg wanneer ik wil.”
Ook met zijn drie nog levende zussen heeft hij weinig contact. “Mijn vaders wens was dat de inboedel naar mij zou gaan. Dat heeft de relatie met mijn zussen geen goed gedaan.” Zijn oudste nog levende zus is inmiddels 90. “Zij is de baas”, aldus Robert. “Ze vindt dat ze alles mag bepalen, omdat ze de oudste is. Dat was in de zorg voor onze zieke moeder echt moeilijk.”
Een trotse opa met twee kanten
De ochtend in de Jacobikerk zit er inmiddels ruimschoots op. Robert merkt op dat hij nog veel meer zou kunnen vertellen. Hij heeft veel meegemaakt. Als trotse opa wil hij nog wel even delen dat zijn oudste kleinkind inmiddels een voor menigeen bekend gezicht op TV is. Hij is presentator, heeft twee jaar in Brugklas en bij Opsporing gezocht geacteerd en heeft een contract bij Goede Tijden Slechte Tijden. “Ze hebben hem graag. Hij kan elke rol spelen. Ik denk dat zijn talent van mij komt. Toen ik op de kleuterschool zat, zochten ze een Jozef en Maria voor het kerstspel. Omdat ik goed stil kon zitten, vroegen ze mij elke keer. Ik was altijd geduldig.”
Ik ben verrast: de Robert die in zijn leven altijd maar in de weer is en enigszins onrustig lijkt, blijkt als kleuter opvallend geduldig te zijn. Het leven tekent elk van ons op zijn eigen manier.
